Een vurig geloof en hard werken
Er is niets, maar dan ook helemaal niets dat in zijn jongste jeugd op een leven op twee wielen wijst. Vader Kuiper heeft samen met zijn vrouw in 1936, middenin de vooroorlogse crisistijd, de boerderij onder architectuur laten bouwen met tweeduizend gulden geleend geld. Geleend, niet van een bank, want er is weinig vertrouwen dat de jonge boer aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen. Bemiddelde boeren uit de omgeving tasten wel in de portemonnee. Die hebben in de Kuipers al lang de onverzettelijke wil ontdekt om te slagen in het leven: een ijzeren discipline en een vast geloof. Vader Gerard (geboren 1903, overleden 1983, voluit Gerardus Eduardus) en moeder Johanna (geboren 1911, overleden 1994, voluit Johanna Aleida Heerink) zijn overtuigde katholieken. Hennie heeft enorm veel respect voor de manier waarop de ouders mede door het geloof het gezin door alle problemen hebben geloodst. In de Kuiper-familie begint het in die jaren gewoon met Adam en Eva en met de wereld die in zeven dagen is geschapen.
Het geloof wordt in katholiek Twente intenser beleefd dan in het land van het ‘rijke roomsche leven’, Brabant en Limburg. Daar wordt het katholicisme-meteen-knipoog gepraktiseerd. Foutje gemaakt? Even de biechtstoel in, de absolutie, vijf Onze Vaders en Weesgegroetjes en hup het feest gaat weer verder. Neen, boven de rivieren wordt het geloof anders beleden. Het gaat over de hemel, het gaat over het vagevuur, maar ook nadrukkelijk over de hel. En daar kun je alleen maar uit blijven, wanneer je je strikt houdt aan zowel de tien geboden als aan de verplichtingen van de Heilige Moederkerk. De pastoor en de kapelaan worden nog met verschuldigde eerbied benaderd en voor de wereldse notabelen, de burgemeester, de dokter, de notaris en de politieman worden hoed en pet afgenomen. Er vallen oorlogsbommen rond hun huis, de benedenverdieping komt blank te staan wanneer rivieren en beken buiten hun oevers treden en de veestapel wordt gedecimeerd wanneer er mond- en klauwzeer uitbreekt. Steeds opnieuw vinden Hennie’s ouders steun in hun sterke geloof.
Priesterstudent
Vader is een aantal jaren priesterstudent geweest, maar heeft de opleiding voortijdig gestaakt. Wat hij er wel van over heeft gehouden, is een sterke geloofsbeleving en die brengt hij over het op gezin. Zeven kinderen groeien op in de boerderij van de Kuipers: zes jongens en een meisje in de volgorde Johan (1938), Gerard (1939), Maria (1945), Frans (1946), Bennie (1947), Hennie (1949) en Jos (1951). Niet alle kinderen die Gerard en Johanna op de wereld zetten, blijven in leven. Als ze het allemaal hadden gehaald, zou het gezin twaalf kinderen hebben geteld. Eén meisje, Annie, wordt met een open ruggetje geboren in 1942 en sterft al spoedig. Drie overlijden kort na de oorlog aan de gevolgen van difterie; een ziekte die later goed behandelbaar is. Leis (geboren in 1937) in 1945; Bernard (1941) en een tweede Annie (1943) beiden in 1946. Tenslotte wordt er in 1954 nog een jongetje geboren, Theo, dat na acht maanden sterft.
Het laat zich raden dat al die sterfgevallen een geweldige impact hebben op vooral de ouders. Vader en moeder Kuiper houden het verdriet voor zich en belasten de overige kinderen er zo weinig mogelijk mee. ‘Er werd ook nooit over gepraat,’ zegt Hennie. ‘En klagen deden ze al helemaal niet.’ Onze Lieve Heer zal het zo bedoeld hebben. Van de zeven nakomelingen, die wel op Erve Kuiper opgroeien, zijn er nog zes in leven. Johan is op 31 mei 1997 overleden. Johan heeft in een eerder stadium een nier van Bennie gekregen, maar dat mocht helaas niet baten.
Alle zes jongens worden misdienaar en dat blijven ze ook nog na hun puberteit. Dat blijkt in de praktijk niet altijd even gemakkelijk. Je moet nuchter blijven om de communie te kunnen ontvangen en van een misdienaar wordt verwacht dat hij de hostie ontvangt. Wanneer je dan dient in een Heilige Mis met drie heren, die erg lang duurt, moet een misdienaar af en toe naar buiten vluchten om frisse lucht te happen. Soms gaat het mis en ga je tegen de vlakte. Het is Hennie ook weleens overkomen. ’s Avonds na de gezamenlijke maaltijd wordt er gebeden. Broer Bennie demonstreert hoe dat gaat. De stoel wordt achteruitgeschoven, je gaat op de knieën voor de stoel, vouwt de handen en buigt eerbiedig het hoofd boven de zitting. Daar ligt het gezin geknield rond de tafel: vader Gerard, moeder Johanna, en de kinderen Johan, Gerard, Maria, Frans, Bennie, Hennie en Jos. Vader bidt voor. Achtereenvolgens het rozenhoedje, de litanie van Alle Heiligen, dikwijls gevolgd door een gebed voor een of andere rampspoed, zoals bijvoorbeeld de aardbeving in het Macedonische Skopje. Die wijsheid heeft vader Kuiper uit de krant of van de radio, waar iedere zondagmiddag mr. G.B.J. Hiltermann politiek geïnteresseerd Nederland op de hoogte houdt van zaken die elders spelen via zijn rubriek ‘De toestand in de wereld’.
De zes jongens en dochter Maria komen niets tekort. Er wordt – zeker van de ouderen – verwacht dat ook zij de handen uit de mouwen steken voor het boerenwerk. Vader is de dirigent, maar kan vanwege maagproblemen niet volop meedoen. Hij geldt als een intellectueel, is de enige in de omgeving met een gedeeltelijke seminarie (dus klassieke) opleiding. Moeder bestiert niet alleen het huishouden, maar ook de boerderij. Ze werkt van de vroege ochtend tot de late avond. Wanneer vader naar het ziekenhuis moet voor een maagoperatie, blijft moeder alleen achter. Ze verzorgt het vee, helpt de kleintjes naar bed, de anderen op weg naar school en gaat ’s middags met de fiets op en neer naar het ziekenhuis in Oldenzaal. Vervolgens bereidt ze de maaltijd, heeft ze de leiding bij het melken en zorgt ze ’s avonds dat iedereen weer naar bed gaat. Wanneer kennissen haar vragen of ze niet moe is, antwoordt ze: ‘Ik ben nooit moe.’ Het is haar haar eer te na te laten merken dat ze moe is. ‘Ik lijk in veel opzichten op mijn moeder,’ zegt Hennie. De latere coureur Hennie kan ook onvermoeibaar, zonder ook maar één klacht, bergen werk verzetten. De wereld van Hennie, zijn broers en zus speelt zich bijna uitsluitend af rond de boerderij en de school in het nabijgelegen Denekamp. Eén keer per jaar gaan ze per bus naar Enschede, 25 kilometer verderop, op familiebezoek. Het voelt als een wereldreis. Eén oom woont in Den Haag, maar Hennie kan zich niet herinneren er ooit op bezoek te zijn geweest. Den Haag ligt buiten het voorstellingsvermogen en de portemonnee van het gezin.
Het complete gezin van Gerard en Johanna Kuiper, met aanhang. Op de voorgrond van links naar rechts: vader Gerard, broer Jos en moeder Johanna. Staand van links naar rechts: Bennie, Trees (de verloofde van Gerard), broer Gerard, zus Maria, Marietje (de verloofde van broer Johan), broer Frans, broer Johan en Hennie
De ouders van Hennie Kuiper, een staatsieportret: vader Gerardus Eduardus Kuiper en moeder Johanna Aleida Heerink
Hennie Kuiper, zes jaar oud, op de boerderij waar hij zijn jeugd doorbracht
Hennie is een natuurliefhebber. Van kind af aan speelt hij het liefst in de vrije natuur. Geen wonder dat hij hier op de ouderlijke boerderij speelt met een varken
Trots in hun door moeder Johanna gebreide truien poseren van links naar rechts de broers Frans, Hennie, Jos en Bennie
De eerste schoolfoto van Hennie. Gemaakt op de kleuterschool in Noord Deurningen
Hennie (rechts) samen met zijn broer Frans als misdienaar bij de bruiloft van broer Bennie en Thea
In 1965 poseert Hennie op het erf van de boerderij in zijn eerste koerstrui, gemaakt door Rika Kamphuis uit Enschede, die daarvoor een voetbalshirt heeft vernaaid
Zoals iedere gezonde Hollandse jongen mag Hennie ook graag voetballen. Hier knielt hij helemaal links op de voorste rij van zijn straatvoetbalteam
Hennie is gelegerd in Harskamp waar hij tijdens zijn militaire dienst bij de hospiks wordt opgeleid tot chauffeur
De elementen kunnen de Kuipers nimmer deren, zoals hier tijdens de clubkampioenschappen van OWC in Oldenzaal. Hennie is de linker van de twee met racefiets. De ander is Ben Wigger. Verder van links naar rechts: onbekend, Alfons Oortman, Ine Nolten met paraplu, Thea de vriendin van Bennie, broer Bennie, Wim Horsthuis en vader Gerard Kuiper met de fiets – het goede voorbeeld – aan de hand
In 1968 – zijn eerste jaar bij de amateurs – is Hennie Kuiper in gezelschap van Gerrit Huisjes tijdens de Ronde van Deventer op jacht naar de kopgroep
Wel liefde, geen tederheid
De ouders houden veel van de kinderen, maar kunnen dat nooit tonen. Hennie kan zich niet herinneren ooit bij vader of moeder op schoot te hebben gezeten. Hij ziet dat later weleens bij anderen, maar knuffelen of een andere vorm van tederheid is er in zijn gezin niet bij, dat doe je niet. Uitingen van affectie zijn hen vreemd. ‘Bij ons thuis was geen ruimte voor gevoelens.’ Het is de kinderen-Kuiper niet geleerd. Later, wanneer hij met Ine een gezin vormt, wordt hetzelfde stramien gevolgd. Hennie fietst, traint ijverig, rijdt zijn koersen. Hij brengt het geld thuis voor het gezin, voor Ine en voor de zoons Patrick (Patrick Gerardus, 1974) en Bjorn (Bjorn Hendrikus, 1979). Zijn filosofie is: nu werken en straks wanneer de carrière voorbij is, genieten. Hij realiseert zich niet dat hij het anders moet aanpakken, dat hij – vindt hij achteraf – meer aandacht moet besteden aan Ine en het gezin. Zoon Bjorn noemt zijn vader extreem introvert met zijn gevoelens. In die periode heeft hij moeite zich te uiten, ‘ook naar moeder toe.’
De zeldzame keer dat er wel iets van affectie wordt getoond, neemt een speciale plaats in in de herinnering van Hennie. Nog altijd koestert hij de tocht met vader naar een kavel van de familie Kuiper. Een sloot scheidt vader en zoon van de wei.
Vader trekt klompen en sokken uit, rolt de broekspijpen op en zet zijn zoon op de schouders. Fysiek is Hennie nooit dichter bij vader geweest. Hij geniet van ieder moment waarop hij op vaders schouders naar de overkant wordt gedragen. ‘Ik voelde mij de koning te rijk.’ Meer dan een halve eeuw later schitteren zijn ogen nog, wanneer hij daaraan terugdenkt. De jongens slapen niet alleen op één kamer, maar moeten ook het bed met elkaar delen: Hennie met Bennie, Frans met Jos. De bedden zijn door een benauwd gangetje van elkaar gescheiden. Er is amper ruimte om te knielen voor het ochtendgebed. Maar niemand moppert. Vader en moeder Kuiper creëren ondanks de bescheiden portemonnee ruimte om alle zeven kinderen, ook de dochter, te laten studeren. Dat is uitzonderlijk. Hennie komt uit een grote familie van ruim honderd neven en nichten, van wie 90 procent de huishoudschool of de ambachtsschool bezoekt. Snel een vak leren en dan aan het werk. De huishoudpot moet immers worden gevuld. Bij het gezin van Hennie is dat anders. Ze mogen de studie volgen die ze willen
Spraakgebrek
Hennie heeft een spraakgebrek, zo blijkt op de lagere school. Hij is een stotteraar, die soms in een zin achter ieder woord blijft haken. Met name met de ‘k’ heeft hij grote problemen. In het gezin, in de kleine gemeenschap in Noord Deurningen, stoort niemand zich eraan. Broer Frans vindt het nauwelijks de moeite waard erover te praten. Hij en de andere familieleden zijn veel te veel nuchtere Tukkers om stotteren als een handicap te zien. Op school is het een andere zaak. Kinderen kunnen soms wreed zijn tegen elkaar: echt pesten. Hennie herinnert zich dat hij aanvankelijk goed hardop kan lezen. Een 9 prijkt er op zijn rapport, maar het gaat mis wanneer hij later dat schooljaar een leesbeurt krijgt, die beslissend is voor zijn rapport. Hij droomt nogal eens weg bij de verse herinneringen aan alles wat hij op zijn tochten door de velden heeft gezien. ‘Soms klom ik ’s morgens al om 6 uur het bed uit om vogels, hazen en fazanten te spotten.’ Hij let dan niet op, krijgt zijn leesbeurt, weet niet waar zijn voorganger is gebleven en stottert uiteindelijk woord voor woord de alinea uit. Op het volgende rapport wordt hij afgestraft. De 9 van het eerste rapport, wordt een 4 op het tweede. Vader en moeder krijgen op de ouderavond te horen: Hennie kan niet eens fatsoenlijk lezen. ‘Ik zag dat als geweldig onrechtvaardig. Ik kan absoluut niet tegen onrecht. Dat was het echte beginpunt van mijn spraakprobleem.
Ieder trimester nadien, wanneer de dag daar is waarop hij voor een leesbeurt op moet, grijpt de nervositeit hem bij de keel. Hij weet nu nog hoe hij die momenten ervaart. Wanneer de leerkracht de beurt van Hennie aankondigt, krijgt hij een hoofd als vuur. Het rood kruipt tot achter zijn oren. De klas is doodstil, je kunt een speld horen vallen. Maar het lukt natuurlijk van geen kanten. Hij blokkeert. School en ouders proberen hem te helpen. Maar aan de spraaklerares die hij krijgt toegewezen, bewaart hij alleen maar slechte herinneringen. Op de eerste plaats omdat hij op de vrije woensdagmiddag voor die lessen tien kilometer naar Oldenzaal moet fietsen, terwijl hij die uren zo graag door de uitgestrekte velden rond de ouderlijke boerderij wil struinen en op de tweede plaats omdat het resultaat van die lessen nul komma nul is. Verder dan hem een stukje te laten voorlezen, komt de lerares niet. Hij hoort niets over ademhalingstechnieken, over zelfcontrole of andere zaken die een stotteraar kunnen helpen. En dus blijft Hennie al die jaren haken wanneer hij iets naar voren wil brengen. Doet het geen pijn, al die pesterijen die hij zo links en rechts moet doorstaan? Hennie haalt de schouders op. ‘Absoluut niet. Domme mensen – want dat zijn de pestkoppen – kùnnen mij niet kwetsen en intelligente mensen kwetsen mij niet.’ Hij laat de hoon en de spot van zich afglijden.
Zo vaak komen de vader en moeder van Hennie niet naar de koers, maar als ze komen, dan maken ze er meteen een uitje van. In 1975 zijn ze bij de GP Union in Dortmund en picknicken vanuit de kofferbak met enkele supporters van Hennie en Ine (rechts voor), de te vroeg overleden vrouw van Hennie’s broer Jos
Voorafgaand aan de koers spreekt Hennie, in de rug gesteund door moeder en vader, met Rokado-werknemer, journalist en medeorganisator Wim Poot
Mokerslag
Ondanks die handicap kan hij toch naar de mulo, waar hij zijn diploma haalt. En dan komt de vraag: wat wil je later worden? Hennie heeft een droom. Hij wil hetzelfde gaan doen als zijn oudere broer Gerard: onderwijzen. Want hij vindt het mooi om met jonge kinderen om te gaan. Niemand waarschuwt hem dat het spraakgebrek weleens een belemmering zou kunnen vormen om toegang te krijgen tot de kweekschool. Ook broer Gerard niet, die hoopt dat Hennie toch door de selectie komt en dat hij op de kweekschool van het probleem afraakt. Maar neen. Hennie wordt afgewezen. ‘Dat kwam aan als een mokerslag. Ik had nog nooit een grote tegenslag gehad in mijn leven en nu dit.’
Tja, wat nu? Voor de hbs is hij te laat. Er is een leerlingenstop. Bij de mts in Hengelo is ook al geen plek meer. In die jaren – wanneer babyboomers massaal de middelbare schoolleeftijd bereiken – is het vechten voor een plek op de onderwijsinstellingen. Broer Gerard raadt hem aan om met zijn ‘bedmaatje’ Bennie naar de katholieke mts in Enschede te gaan. Bennie die een jaar heeft verloren, omdat de hts te hoog voor hem is gegrepen, heeft dat besluit al genomen. Voor Hennie is de koppeling aan zijn broer een geweldige steun. Bennie en hij vormen een twee-eenheid. Ze delen het bed, fietsen samen naar lagere en middelbare school en worden nu weer verenigd, tot grote vreugde van Hennie. ‘Bennie wist door het hts-avontuur inmiddels hoe de hazen liepen in de grote wereld buiten Denekamp.’
De afstand tussen de boerderij en de school in Enschede – 25 kilometer heen, 25 kilometer terug – wordt per fiets overbrugd. Achteraf bezien een geweldige training voor zijn sport. Samen met broer Bennie klimt hij iedere morgen op de fiets, weer of geen weer. Een Kuiper laat zich niet kisten. Het is al die jaren op de middelbare school nooit een punt van discussie geweest. Hennie fietst nooit met tegenzin. Hij trapt op zijn gewone fiets met een vast en betrekkelijk klein verzet kilometer na kilometer onder de wielen door, zoals zijn trainer, de ex-beroepsrenner Broer Oude Keizer, hem heeft geadviseerd.
Vol overgave overmeestert hij samen met broer Bennie eerst de Tolbult en kort voor Oldenzaal de Denekampse bult, die een steil stukje kent van zo’n 4 procent stijgingspercentage. Het is zijn dagelijkse portie klim- en – in de afdaling – souplessewerk. Op de terugweg kruipen de jongens achter passerende brommers. Ze trainen dag-in-dag-uit hun hart- en longfunctie. Zo worden boerenzonen gehard. Later, in zijn carrière als beroepswielrenner, heeft Hennie daarvan veel profijt. Wanneer ergens voor de start van een koers de regen de ruggen van de renners geselt, wanneer het dondert of wanneer de bittere kou de vingers doet verstijven, zie je het gros van de beroepsrenners met lange gezichten naar de startlijn rijden. Hennie niet. En collega Adrie van der Poel, eveneens een boerenzoon, al evenmin. ‘Adrie zei altijd: “Prima. De helft heeft geen zin. Die zijn we al kwijt.”’ Het kan Hennie en Adrie niets schelen. Het leven op het platteland heeft hen weerbestendig gemaakt.
Het wielerzaadje wordt geplant
Wanneer hij de dagelijkse tocht naar de mts in Enschede onderneemt, heeft Hennie zijn hart al aan de wielersport verpand. Niemand in zijn directe omgeving heeft iets met die sport. Toch is Hennie al vanaf de eerste kennismaking wild van wielrennen. Het gebeurt bij de ‘Meesterronde’ in Denekamp. De 13-jarige Hennie wurmt zich tussen de mensenmassa naar voren en raakt geboeid door die mannen die zich daar op racefietsen in een ‘wilde’ – dus niet officiële – ronde afbeulen. Hij hoort het snorren van de kettingen, het zoeven van de bandjes, de geur van de massageolie en hij is gefascineerd door de snelheid. ‘Dat wil ik ook. Volgend jaar ben ik erbij.’
Het lot is hem gunstig gezind. Voor de boerderij wordt een afwateringskanaal gegraven. Landmeters, opzichters en ingenieurs, die uit het westen komen, huren voor de week een onderkomen bij de familie Kuiper. Het is een dankbare bron van extra inkomsten voor de familie. De jongens verhuizen naar de zolder, waar ze direct onder de pannen bivakkeren. Vriest het buiten, dan vriest het ook op zolder, maar niemand klaagt. De landmeters en ingenieurs hebben voor hun verblijf aan de Schotbroekweg tweedehands fietsen aangeschaft. Hennie en broer Bennie zien bij vertrek van het werkvolk hun kans schoon. Of zij die fietsen mogen hebben. Dat mag. En dus slopen ze met hamers en ander grof gereedschap alle overbodige attributen van de fiets af, bouwen het stuur om tot iets wat lijkt op een racestuur en creëren aldus hun eerste ‘racefiets.’
Een jaar na zijn eerste kennismaking met de wielersport, rijden Hennie en Bennie hun eerste wedstrijd in diezelfde Meesterronde. Bennie komt ten val. Het is voor hem einde wielercarrière. Zijn grote liefde is het paard. Als militaryruiter verwerft hij later landelijk bekendheid. Hennie rijdt in de Meesterronde naar de tweede plek. De wielerloopbaan van Hennie Kuiper is begonnen. In de regio en buiten de landsgrenzen mag Kuiper al mooie resultaten hebben behaald, voor het Nederlandse wielerpubliek is hij nog een onbekende. Dat verandert bij het nationaal wegkampioenschap voor amateurs in 1970, dat in Helmond wordt gehouden. Hennie Kuiper plaatst daar in de finale de beslissende demarrage. Hij slaat een gat, wacht vervolgens op de komst van Cees Koeken, die hem achterna springt en eindigt uiteindelijk als tweede. Voor het gros van het journaille is Hennie the new kid on the block. En dus storten vijftien, twintig journalisten zich op die nog onbekende Tukker. Hij maakt naar buiten toe de indruk weg te willen kruipen. Hij doet bedeesd zijn verhaal. Maar iedereen vindt hem aardig en is vertederd. Een heus talent uit Twente… Ine kent hem al vanaf zijn veertiende. Ze weet dat hij niet graag in het middelpunt van de belangstelling staat. Hard fietsen, is één ding,’ zo weet ze, ‘dat kan hij wel, maar omgaan met de belangstelling’ die onverbrekelijk verbonden is met de prestaties ‘is iets anders.’ Zolang hij in het buitenland koerst – Joegoslavië, Bulgarije, Frankrijk en dat soort landen – blijft hij min of meer anoniem omdat hij de taal niet spreekt.
De koers gaat Hennie Kuiper beter af dan de ontmoetingen met de microfonist, zoals hier in 1966 als eerstejaars nieuweling in de Ronde van Zwartsluis
Het bekertje dat Hennie het meest dierbaar is. Zijn eerste trofee. Hoe typerend: behaald in de stromende regen. De inscriptie zegt alles: ‘2e Pr. Jeugd Ronde / 14-15 jaar / V.V.V. Wierden 11-7-’64