Eindelijk, een sponsor

Fundament onder een grootse carrière

Eindelijk: een sponsor

Anno-nu ben je met een Olympische titel op zak zeker van een profcontract. Dat blijkt in 1972 heel anders, al zal het feit dat die titel publicitair wordt ondergesneeuwd door de afgrijselijke terroristische gebeurtenissen zeker een rol hebben gespeeld. Inderdaad, Hennie heeft niet de uitstraling van verslagenen van de titelstrijd zoals Francesco Moser of – in minder mate – Freddy Maertens. Maar dat zich geen enkele sponsor meldt in de maanden na het Olympisch kampioenschap is vreemd. Zelf heeft hij geen vastomlijnde plannen om prof te worden. Fedor den Hertog, die al jarenlang rijp is voor de rangen van de beroepsrenners, twijfelt nog altijd. En Hennie heeft ook zijn bedenkingen. ‘Professionals worden te vaak geassocieerd met zaken als doping en combines.’ De niet-kenners delen de wielrenners in bij de categorie ‘onbetrouwbaar volk’. Kuipers plan is aanvankelijk via een studie een positie te verwerven als werkvoorbereider bij het bedrijf waar hij werkt. Daarnaast zal er vast wel tijd overblijven om te fietsen. Hij denkt er lang en diep over na. Hij is een bedachtzame Tukker.

Er komt een aanbieding van de goedlachse ploegleider Ton Vissers, die in rennerskringen geen al te beste reputatie heeft, zijn optimistische aard en joyeuze manier van doen ten spijt. Bij de voorstelling van de Amstel-amateurformatie van Herman Krott, waar de wielerpers massaal aanwezig is, past Vissers de tactiek van de overrompeling toe. Hij duwt Hennie een contract onder de neus, dat hij alleen maar hoeft te tekenen. De pers is er nu toch al: dat is gelijk grote publiciteit. Maar Hennie zwicht niet. Hij wil wat zaken in het contract aanpassen. Vissers toezegging: ‘dat komt later wel’, neemt hij niet serieus en hij blijft bij zijn weigering. Niet lang nadien glijdt er bij de Kuipers een brief van Vissers in de bus vol met juridische termen waarin staat dat hij vooralsnog geen contract krijgt aangeboden. Alsof hij erom heeft gesmeekt…

Later loopt Kuiper Krott tegen het lijf, de ploegleider van de vermaarde Amstelformatie. In welke ploeg hij volgend jaar gaat rijden? Wanneer Hennie antwoordt: ‘Bij de amateurploeg van Ketting,’ valt Krott van verbazing van de stoel. Want, zo redeneert Krott, Kuiper is klaar om toe te treden tot de rangen van de beroepsrenners. Hij belt stad en land af, maar alle ploegen zitten vol. Totdat Krott in Duitsland beet heeft bij Robert Kahl. Die drijft een succesvolle onderneming in matrassen. Onder de naam Rokado heeft hij een profploeg samengesteld met toppers als Herman Vanspringel, Georges Pintens, Tony Houbrechts en Gerben Karstens. Hij besluit ook een equipe te formeren met aankomende talenten, vooral uit Duitsland. Hennie, die zo dicht bij de Duitse grens woont, wordt toegevoegd aan het team Ha-Ro, een benaming waar de voornamen van het sponsorpaar achter schuil gaan: Hannelore en Robert.

Debuut bij de profs met demarrage

Ploegleider is Rolf Wolfshohl, die vooral furore heeft gemaakt als veldrijder. Wolfshohls lessen gaan er bij de debutant in als Gods woord in een ouderling. Hij zuigt alle kennis op, is gretiger dan ooit tevoren. Hij wil koersen, laten zien wat hij kan. Zijn entree in het profmilieu is allerminst groots. Waar voor generatiegenoten als Maertens en Moser fors met de geldbuidel wordt gerammeld bij hun overstap, geraakt Hennie – toch een renner met een Olympische titel – met hangen en wurgen aan een contract. Maar dat laat de Tukker niet op zich zitten: hij moet en zal zich bewijzen.

In zijn eerste Parijs-Nice zegt hij tegen zijn ploegmaat, Karl-Heinz Muddemann: ‘Ik ga demarreren.’ Zijn aanval wordt gecounterd door coureurs uit de oppermachtige Molteni-formatie van Eddy Merckx. Een uur later gaat Hennie er opnieuw vandoor en weer rekenen de Molteni’s hem in. Wanneer hij voor de derde keer aanstalten maakt ten aanval te trekken, rijdt de gerijpte Molteni-man Vic Van Schil naar hem toe. Dat bronstige mannetje heeft een kalmerend woord nodig. Van Schil zegt hem: ‘Rustig aan menneke, uwen tijd komt nog wel.’

Het kan Hennie niet snel genoeg gaan, hongerig als hij is naar succes. Hij blijkt al snel de enige uit Ha-Ro’s beloftenteam, die zich in het professionele milieu kan handhaven. Zijn eerste grote prestatie – de vijfde plaats in de Amstel Gold Race – is een regelrechte sensatie. Niet alleen vanwege de klassering, maar vooral vanwege de manier waarop.

Terwijl alle grote ploegen zich daags voor de start melden in Zuid-Limburg, blijkt er geen budget voor de overnachting van de Ha-Ro-formatie. Hennie klimt voor dag en dauw het echtelijke bed uit. Ine heeft de verzorgende taak van zijn moeder overgenomen, maar de traditie blijft in stand. Dus gaat de vertrouwde oude blauwe pot mee, waarin rijst met rozijnen, een kippenpootje en een thermoskan met thee. Het is zijn voedselpakket vooraf, de brandstof voor de koers. In zijn Renault 4 zet hij vervolgens vanuit Oldenzaal, waar hij na zijn huwelijk is gaan wonen, koers naar de ouderlijke boerderij, vanwaar broer Jos hem naar de start in Meerssen rijdt.

Het weer is winters slecht: natte sneeuw, koude regen. Een groep van veertig man maakt zich los van het peloton. Debutant Kuiper demarreert op een klim en neemt snel voorsprong. Dan verschijnt de wagen van wedstrijdleider Herman Krott en bondscoach Joop Middelink achter hem. Het duo is razend enthousiast. Joop Zoetemelk en Eddy Merckx maken jacht op de debutant. Hij eet nog snel een Mars en dan sluit het koppel Merckx-Zoetemelk op de Fromberg aan. Merckx blijft vanaf dat moment het commando voeren. Het tempo ligt zo hoog dat Zoetemelk moet lossen. Hennie is verbaasd. Hij koerst een tijdje op plek twee. ‘Dat was wat. De nummer twee in de wedstrijd achter de grote Merckx.’ Uiteindelijk wordt hij nog voorbijgestoken door Walter Godefroot, Herman Vanspringel en Frans Verbeeck. Geen schande. Een vijfde plek is een uitmuntende prestatie voor een debutant.

Op 19 december 1972 tekent Hennie Kuiper zijn eerste profcontract. Hij gaat rijden voor Ha-Ro, de ploeg van Robert Kahl, die links op de foto Hennie wijst waar hij moet tekenen. Broer Oude Keizer, Hennie’s eerste trainer, ziet goedkeurend waar zijn begeleidende werk toe heeft geleid

Op 19 december 1972 tekent Hennie Kuiper zijn eerste profcontract. Hij gaat rijden voor Ha-Ro, de ploeg van Robert Kahl, die links op de foto Hennie wijst waar hij moet tekenen. Broer Oude Keizer, Hennie’s eerste trainer, ziet goedkeurend waar zijn begeleidende werk toe heeft geleid

In de Amstel Gold Race van 1973 doet Hennie Kuiper als eerstejaars prof meteen van zich spreken. Voor de auto van de ‘Rijkspolitie’ trekt hij ten strijde

In de Amstel Gold Race van 1973 doet Hennie Kuiper als eerstejaars prof meteen van zich spreken. Voor de auto van de ‘Rijkspolitie’ trekt hij ten strijde

Eerste profzege: hels fluitconcert

Hennie is direct na die Gold Race zijn kleding kwijt. Ploegleider Rolf Wolfshohl is er met zijn kleding vandoor. In een nota bene van Joop Zoetemelk geleend trainingspak spoedt hij zich in de Mini van journalist Peter Ouwerkerk van Het Vrije Volk naar de douches, waar een verzorger op hem wacht. Het ligt in de bedoeling dat hij vanuit Brussel met een lijntoestel naar Carcassonne vliegt voor de Tour de l’Aude, die de volgende dag in die stad begint. Door de late aankomst van de Gold Race kan Hennie het toestel niet halen. Er moet geïmproviseerd worden. Kuiper vertrekt nog diezelfde avond naar Dortmund, de zetel van zijn sponsor. Zijn directeur, Robert Kahl, heeft een privétoestel, waarmee hij de volgende dag naar Zuid-Frankrijk zal vliegen. In alle vroegte klimt Hennie het bed uit. Op het vliegveld moet hij samen met de piloot het ijs van de ramen krabben. Hennie neemt naast de piloot plaats in het mini-toestel. De piloot werpt hem landkaarten in de schoot en zegt: ‘Jij bent nu mijn copiloot.’ Zo reist de nieuwbakken professional naar Carcassonne voor de vierdaagse etappewedstrijd de Tour de l’Aude, die nog diezelfde dag begint. De Franse organisatoren zijn blij met de komst van de Olympisch kampioen. Zijn deelname wordt in de straten van Carcassonne groot aangekondigd.

In de eerste etappe van die wedstrijd wordt hij uitgeschakeld door een lekke band, waarbij hij zo lang moet wachten op een nieuw wiel dat hij op slag kansloos is voor een hoge klassering. Kuiper zint op wraak. ‘Uiterlijk ben ik de rust zelve, inwendig ben ik een vulkaan. Ik kan mijzelf geweldig opladen.’ De tweede dag, in de etappe naar Bram, een rit in lijn over 193 kilometer, gaat hij in de aanval en krijgt de Belg Wilfried David en de regionale favoriet Pierre Martellozzo mee. David wordt uit de wielen gereden. In de tumultueuze eindsprint in de straten van Bram is thuisrijder Martellozzo even gebeten op de overwinning als Kuiper. Beiden zijn het geen sprinters. Martellozzo rijdt van links naar rechts steeds naar de hekken toe. Maar Kuiper is niet te houden; de anti-sprinter rijdt glorieus naar de overwinning. Wanneer hij uiteindelijk als eerste de finishlijn passeert, wacht hem een hels fluitconcert van het massaal toegestroomde publiek, dat hevig teleurgesteld is. De lokale held is verslagen, Hennie blijft stoïcijns onder het gefluit.

Het is 9 april 1973 en de eerste zege bij de profs is binnen. Prachtig natuurlijk, maar als hij terugdenkt aan de rit in Parijs-Nice van enkele weken eerder, de etappe van Manosque naar Draguignan, beseft hij dat die eerste zege al eerder achter zijn naam had kunnen staan. Hij heeft daar in Draguignan kort voor de eindstreep een ruime voorsprong op de concurrentie, steekt in triomf al de arm omhoog, maar wordt op het laatste moment voorbijgeflitst door de Belgische sprinter Rik Van Linden: een dure les voor debutant Hennie Kuiper. Hij maakt ook voor het eerst kennis met de befaamde klassieker Parijs-Roubaix. Ploegleider Rolf Wolfshohl stelt Hennie een premie van honderd D-mark in het vooruitzicht als hij bij de eerste dertig rijdt. Het is één grote ontdekkingsreis voor de jonge Tukker. Het is zwaar. Het is slecht weer. Zo slecht dat van de 138 startende renners slechts 35 de finish halen. Het is lijden. Maar o, wat geniet Hennie van iedere meter die hij aflegt. Het is prachtig! Hennie mist de premie van Wolfshohl. Maar de 31ste plaats op 27.36 minuten van Eddy Merckx viert hij als een triomf. De beroemde Luis Ocaña is met zijn 29ste plek minder dan twee minuten eerder over de streep dan Hennie. Het is geweldig!

Eddy Merckx en Joop Zoetemelk achterhalen Hennie Kuiper (71) in de Amstel Gold Race van 1973. Later zal Merckx een stevige dot gas geven en glorieus als winnaar in Meerssen over de streep gaan

Eddy Merckx en Joop Zoetemelk achterhalen Hennie Kuiper (71) in de Amstel Gold Race van 1973. Later zal Merckx een stevige dot gas geven en glorieus als winnaar in Meerssen over de streep gaan

Eddy Merckx trekt door in de Amstel Gold Race van 1973. Joop Zoetemelk en Hennie Kuiper houden het wiel

Eddy Merckx trekt door in de Amstel Gold Race van 1973. Joop Zoetemelk en Hennie Kuiper houden het wiel

Koude douche

In het Kampioenschap van Zürich – in die dagen een zware en hooggewaardeerde koers – rijdt hij naar de tweede plaats. Slechts de Belg André Dierickx kan hem in een sprint met vier van de overwinning afhouden. Het is hondenweer en de renners komen verkleumd over de finish. Er wacht – letterlijk – een koude douche. Warm water is niet voorradig. Maar wie er ook om maalt, Hennie niet. Wanneer Hennie’s streekgenoot Wim Albersen het verhaal hoort, is hij allerminst verbaasd. Hij heeft in de vroege maanden van 1973 veel contact met de neoprofessional en traint regelmatig met hem. Hij herinnert zich dat Hennie na de centrale training op Papendal de douche altijd op koud zet. ‘Want, zo luidt Hennie’s redenering, wanneer je bovenop een berg bent en je moet de afdaling in, krijg je het steenkoud.’ En daar wil hij tegen gewapend zijn. Hij traint zijn lichaam, is dan al bezig met ‘later’.

Henk Poppe herkent dat. Hennie is in zijn ogen een heel serieuze gast. Poppe wil na een training nog weleens een fles melk uit de koelkast trekken, maar Hennie wil dat koude spul niet in de maag hebben. ‘Hij wil warme thee. Hennie doet er echt alles voor een betere wielrenner te worden. In zijn denken over de koers is hij dan al verder dan wie ook,’ vertelt Poppe. Poppe is rond de decenniumwisseling tussen de jaren zestig en zeventig de grote belofte; gezegend met een vlijmscherpe eindsprint, een longinhoud die hem het vermogen levert ook nog eens een solo te rijden, een goed koersinzicht en een oogstrelende stijl. Bondscoach Joop Middelink typeert Poppe als een ‘ronde’ renner: iemand die soepel rijdt, die ogenschijnlijk moeiteloos de kilometers onder de wielen door laat flitsen. Hennie daarentegen krijgt van Middelink de kwalificatie mee van een ‘vierkante’ renner: een werker.

‘Moeilijke stijl’

Poppe, die tegenwoordig in Nijverdal zijn leven deelt met een kunstenares, weet nog dat er aanvankelijk in het peloton denigrerend wordt gezegd: ‘dat mannetje kan niet fietsen.’ Hij heeft, wat Poppe noemt, ‘een moeilijke stijl’. Maar Henk Poppe onderkent wel degelijk de kwaliteiten van zijn streekgenoot. Want het mag dan niet mooi ogen, Hennie komt wel vooruit. En erg hard ook. Poppe wijst op de imposante erelijst van de boerenzoon. Kuipers streekgenoot maakt als coureur van de Frisol-ploeg zelf deel uit van het profpeloton en wint nota bene in 1974 in Plymouth de eerste Touretappe die ooit op Britse bodem wordt gereden, voor de topsprinters Jacques Esclassan en Patrick Sercu. In zijn tweede Frisol-jaar, 1975, is Hennie af en toe zijn ploeg- en soms ook kamergenoot. Hij weet uit ervaring hoe moeilijk het is je in het professionele peloton te handhaven, zowel in fysiek als in mentaal opzicht.

Poppe rijdt bij de amateurs ook in buitenlandse etappekoersen met Hennie. Daar, zo herinnert hij zich, vindt Kuiper echt de weg omhoog. Hij past het credo van Joop Zoetemelk toe: wedstrijden win je in bed. Wanneer Poppe na een rit in zo’n buitenlandse etappekoers in de bus stapt, is hij dodelijk vermoeid, maar slapen lukt niet. De bus is nog maar nauwelijks vertrokken, of Hennie is steeds in een jaloersmakende, diepe slaap verzonken. Hij is al bezig met zijn herstel, terwijl bij de meeste concurrenten de wedstrijdadrenaline nog door het lijf giert. Henk Poppe stapt in het tweede profjaar definitief uit het peloton. Hij is ziek van de dopingcultuur. Hij praat weleens met Hennie over de bedenkelijke praktijken in het peloton. Maar waar Poppe eraan onderdoor gaat, sluit Kuiper het gordijn en gaat zijn eigen weg. Veertig jaar later kijkt Henk Poppe anders tegen de zaak aan dan in 1974. Hij zou het nu net zo doen als zijn streekgenoot destijds: je nergens iets van aantrekken. Als hij het over zou mogen doen, zou hij er drie jaar voor uittrekken en is hij dan nog niet geslaagd als coureur, dan kan hij er altijd nog mee stoppen. ‘Ik zou niet meer zo impulsief het peloton de rug toekeren als in 1975.’

Kuiper wordt in zijn eerste jaar als beroepsrenner steeds nadrukkelijker ingezet als coureur van de hoofdmacht: Rokado. Bij de opleidingsploeg Ha-Ro heeft hij weinig te zoeken. Wanneer een formatie voor de Ronde van Italië moet worden geformeerd, zit Hennie bij de selectie. Aanvankelijk treedt hij vooral als knecht op, maar naarmate de etappewedstrijd vordert, blijkt Hennie geknipt voor dat werk. Hij steekt ver boven het niveau van een knecht uit. Kuiper straalt gezondheid uit en verslapt geen moment. Toch is zijn uitgangspositie heel anders dan die van de Italiaan Francesco Moser of van Freddy Maertens, de concurrenten uit de Olympische wegwedstrijd van een jaar eerder. Moser wordt in Italië als de belofte van de toekomst gezien. Op alle sportpagina’s prijken vanaf de start van het seizoen verhalen over Francesco. Vanaf dag één wordt hij omringd door helpers. Voor Freddy Maertens ligt het niet anders. Bij de Belgische Flandria-ploeg krijgt hij begin 1973 knechten toegewezen. De gereputeerde Walter Godefroot krijgt een soort mentorrol.

Hennie – toch de Olympisch kampioen – moet het vooral alleen uitzoeken.

De kenners in en buiten het peloton hebben al snel door dat de kleine Tukker veel in zijn mars heeft. Terwijl Francesco Moser gesteund wordt door een complete equipe, eindigt hij in de Ronde van Italië als nummer vijftien, slechts één plek voor Hennie Kuiper. En wanneer Hennie een jaar later in diezelfde Giro d’ Italia nog sterker voor de dag komt, weet het peloton dat Kuiper een coureur is die in elke etappewedstrijd een hoofdrol kan spelen. Hij zou zeker in de top zes zijn geëindigd, als hij op dinsdag 4 juni in de rit naar Sella Valsugana bij een val in een tunnel in de buurt van Limone Sul Garda niet met zijn rug op een betonnen rand terecht zou zijn gekomen. Drie dagen later, in de rit naar Bassano del Grappa, op de voorlaatste dag, zijn de gevolgen van die val niet langer draagbaar en wordt hij tot opgave gedwongen.

Aanbieding Merckx: Hennie weigert

Eddy Merckx ziet in Kuiper een ideale helper. Merckx heeft een keurkorps rond zich verzameld van renners, die fysiek zo sterk zijn, dat ze in willekeurig welke andere ploeg ook de functie van kopman zouden kunnen uitoefenen. Koersen voor ‘Eddy de Grote’ beschouwen ze als een eer. En wie wil er nu niet in dienst rijden van de beste wielrenner die de wereld ooit heeft gekend? Firmin Verhelst is de manager die voor Merckx de zaakjes regelt. Hij stapt na de Giro op Hennie Kuiper af en nodigt hem uit toe te treden tot het keurkorps van Merckx.

‘Dat was wat. Ik voelde mij zeer vereerd. Koersen met Merckx, de beste wielrenner van de wereld…’ De Nederlander heeft desondanks toch niet veel tijd nodig om tot verbijstering van Verhelst zijn erkentelijkheid uit te spreken voor het eervolle aanbod, maar toch te bedanken. Neen, Hennie trekt zijn eigen plan. Hij wil eerst eens zien hoe ver hij het in deze sport op eigen kracht kan schoppen.

Eind 1974 is het gedaan met Hennie’s ploeg Rokado. Renners en begeleiders moeten uitzien naar een ander onderkomen. Hennie Kuiper vindt dat bij het oliebedrijf Frisol, dat na een aantal jaren in de amateurcategorie een wielerploeg te hebben gesponsord, in datzelfde jaar 1974 een professionele ploeg heeft gebouwd rond de internationale amateurtopper Fedor den Hertog. Voor Nico de Vries, die fortuin heeft gemaakt in de oliehandel, is Fedor een idool, die – zo is de overtuiging van De Vries – op gelijke hoogte staat met Eddy Merckx. Het eerste profjaar van Fedor loopt op een grote teleurstelling uit. Hij behaalt geen enkele overwinning, speelt in geen enkele belangrijke koers mee. Maar het vertrouwen van De Vries in zijn oogappel is ongebroken. Er moet versterking komen zo laat hij medio 1974 weten aan Piet Libregts, de ploegleider die door De Vries steevast wordt aangeduid als ‘mijn directeur-sportief’. Die versterking is vooral bedoeld Fedor te helpen bij zijn opmars naar de hoogste rangen van het peloton. En één van die beoogde helpers is Hennie Kuiper. Dat is tenminste wat De Vries voor ogen staat, al rept hij in de contractbesprekingen daar met geen woord over. De Vries ontvangt de Tukker op zijn poenige jacht aan de Franse Riviera. Hennie is op dat moment Olympisch kampioen, heeft twee buitengewoon verdienstelijke debuutjaren achter de rug en geldt voor kenners als een grote belofte. De Frisol-directeur biedt hem een contract van vijfentwintigduizend gulden basissalaris. Het is niet veel voor een Olympisch kampioen, maar wielrenners worden in die periode over het algemeen karig beloond. Het is ongeveer de helft van wat zijn oogappel Fedor in zijn eerste Frisol-jaar krijgt toegeschoven, maar dat weet Hennie niet. Hij vraagt De Vries hoeveel een zege in een klassieker oplevert. Maar De Vries wimpelt die vraag af. Voor zo’n salaris verwacht De Vries dat Kuiper so-wie-so een klassieker wint. ‘Maar als ik nu wereldkampioen word, wat dan?’ vraagt Hennie. De Vries grist het contract van tafel. Hij schrijft met pen de volgende tekst, die letterlijk (inclusief taalfout) luidt: ‘Indien Kuiper WK wordt dan betaald Frisol aan Kuiper fl. 15.000,=.’

Zo, dat is afgehandeld.

Frisol is een ploeg met overwegend jonge, onervaren renners, met een kopman, Fedor, die zijn beste jaren in de amateurcategorie heeft versleten. Daarnaast is er een grote belofte, Hennie Kuiper, die niet als zodanig wordt herkend door sponsorbaas De Vries. Want hoe verrassend sterk de mannen soms ook koersen, als Fedor niet wint, is De Vries teleurgesteld in de ploeg. En omdat Den Hertog in zijn eerste seizoen als professional nergens wint, is Nico de Vries uit zijn humeur. Het eerste trainingskamp van Frisol in 1975 wordt opgeslagen in Bardolino aan de zuidoostelijke zijde van het Gardameer. Achttien wegrenners hebben aan het begin van het nieuwe wielerjaar een contract bij Frisol; slechts zes van hen worden uitverkoren voor het trainingskamp in Bardolino: Cees Priem, Henk Poppe, Theo Smit, José De Cauwer, Gerard Kamper en Hennie Kuiper. Den Hertog mag zich met verzorger Rudy Bergmans – door De Vries speciaal voor Fedor aangetrokken – in Frankrijk voorbereiden op het wegseizoen. De overigen dienen in Nederland en België trainingskilometers te maken.

In september 1974 wint Gerben Karstens Tours-Parijs. Hennie Kuiper haalt de finish niet, maar belandt in een bietenveld. Net als Lieven Malfait van Watney en – zittend aan de kant – Michel Pollentier. Een jaar later belandt Hennie in Tours-Parijs opnieuw in een bietenveld, maar dan in de regenboogtrui

In september 1974 wint Gerben Karstens Tours-Parijs. Hennie Kuiper haalt de finish niet, maar belandt in een bietenveld. Net als Lieven Malfait van Watney en – zittend aan de kant – Michel Pollentier. Een jaar later belandt Hennie in Tours-Parijs opnieuw in een bietenveld, maar dan in de regenboogtrui

Op 9 april 1973 boekt Hennie Kuiper in Bram tijdens de tweede etappe van de Tour de l’Aude zijn eerste profoverwinning. De Franse krant La Depèche du Midi moet er nog aan wennen. Die kopt: Olympisch kampioen ‘Kiuper’

Op 9 april 1973 boekt Hennie Kuiper in Bram tijdens de tweede etappe van de Tour de l’Aude zijn eerste profoverwinning. De Franse krant La Depèche du Midi moet er nog aan wennen. Die kopt: Olympisch kampioen ‘Kiuper’

‘José zal wel gedacht hebben…’

Drie tweepersoonskamers zijn er beschikbaar voor de zes renners. Kuiper wordt ingedeeld bij de Belg José De Cauwer. De twee kennen elkaar amper. Hennie heeft zich warm aangekleed, heeft een wollen muts diep over het hoofd getrokken en kijkt vanaf zijn bed ietwat argwanend naar zijn kamergenoot. ‘José zal wel gedacht hebben: wat is dat voor iemand,’ realiseert hij zich achteraf.

José denkt op dat moment niet zoveel; hij weet dat Hennie Kuiper Olympisch kampioen is en hij is hem weleens tegengekomen bij een koers. Hij heeft al ervaren dat Hennie geen ‘dikke nek’ is zoals ze dat in Vlaanderen zeggen. De Olympische titel heeft er in ieder geval niet toe geleid dat hij de vedette uithangt.

José en Hennie zijn in veel zaken elkaars tegenpolen, maar er blijken ook raakvlakken te zijn. Geen van tweeën zijn het stadsmensen, beiden zijn ze gebiologeerd door de natuur. José is een geweldige vogelvanger, altijd in de weer met slagnetten; Hennie kennen we al als iemand die graag door de natuur banjert. Wat ook helpt, is dat José net als Hennie een spraakgebrek heeft. Gedeelde smart is halve smart. Weliswaar lang niet in de mate waarin Hennie zich door de zinnen heen worstelt, maar ook José wil nog weleens blijven haken achter een woord. José is uiterst assertief. Wie verbaal 1-0 scoort tegen de Vlaming kan onmiddellijk een antwoord van de Belg verwachten; hij overtroeft de opponent waardoor de stand op 1-2 komt. Hij is even bescheiden van gestalte als Hennie, is maar één meter en drieënzeventig centimeter groot. En waar het de kleine Tukker absoluut niet stoort dat ze hem ‘de kleine’ noemen, maakt dat José razend. Hij voelt zich vernederd wanneer mensen hem treiteren met zijn geringe lengte. In sportief opzicht staat hij zijn mannetje: hij is vinnig en kwiek, maar noem hem niet sarrend ‘kleine’ dan heb je het zitten. Hij bijt dan niet alleen figuurlijk, maar soms ook letterlijk van zich af. Hij zet gewoon zijn tanden in arm of hand van zijn plaaggeest.

Net als Hennie komt hij niet uit een fietsfamilie. Wielrennen vinden ze niets in het gezin onder de rook van Antwerpen. Dat is een sport waarmee ze niet geassocieerd willen worden. Het is iets van het mindere volk dat op café gaat. Wanneer hij 14 jaar oud is, moet hij gaan werken; helpen het gezin te onderhouden. Hij volgt later nog een opleiding tot meubelschrijnwerker en nadien een cursus technisch tekenen. Maar in die periode is hij al lang verslingerd aan de racefiets, die hij met financiële hulp van zijn zus Paula aanschaft. ‘Tegen de goesting van mijn vader in.’ Maar de coureur-José is niet te houden. Aanvankelijk heeft hij weinig succes, maar later, bij de junioren, eindigt hij in de ruim honderd koersen die hij rijdt, toch 37 keer bij de eerste drie. Hij krijgt zijn eerste profcontract bij de bescheiden formatie van Hertekamp en wint in zijn eerste jaar twee koersen, waarvan één overwinning een regelrechte sensatie is. In een eindsprint laat hij twee grote namen achter zich: Roger De Vlaeminck en Rik Van Linden. Hij verhuist voor één seizoen naar de Franse ploeg Sonolor van Jean Stablinski, alvorens Piet Libregts hem rekruteert voor Frisol. Libregts kent hem nog uit zijn tijd als amateur en daar heeft de Belg een goede indruk op hem gemaakt.

‘Weet je wel hoe hard je kunt rijden?’

José en Hennie vinden elkaar in die eerste week in Bardolino. Hoewel ze totaal verschillend zijn, vullen ze elkaar toch goed aan. De Cauwer heeft weliswaar een gloeiende hekel aan ‘dikke nekken,’ maar hij vindt dat de Olympisch kampioen zich naar buiten toe wel iets meer als zodanig mag manifesteren. Hij laat zich, zoals De Cauwer het uitdrukt, ‘op zijn hoofd zitten’ en wordt af en toe belachelijk gemaakt. Dat kan José niet hebben. Hij verdedigt Hennie, wijst hem ook de weg in de wielerwereld en daarbuiten. Beter dan Hennie voelt hij een koers aan. De koers lezen is nog altijd een sterk punt van José De Cauwer, zoals hij laat blijken bij zijn werk voor de Vlaamse televisie. Als sidekick van Michel Wuyts, is hij de onbetwiste meester van de analyse. De Cauwer is bij de eerste trainingen al onder de indruk van Kuipers kwaliteiten. Hij is het die zegt: ‘Weet je wel hoe hard je kunt rijden, hoe goed je bent?’ Het kwartje valt bij Hennie. Hij raakt overtuigd van zijn mogelijkheden. José constateert dat Hennie meer inhoud en doorzettingsvermogen heeft dan alle anderen. Vooral wanneer de kilometers gaan tellen, het parcours slopend is en de weersomstandigheden tegen zitten, blijkt zijn Nederlandse kamergenoot aanzienlijk veel sterker dan hijzelf. Niet dat De Cauwer zelf geen kwaliteiten heeft. Van hem hebben ze weleens gezegd: meer hoofd dan benen. Maar daarmee doe je De Cauwer onrecht. Hij is een renner van hoofd èn benen, al moet hij het wat die benen betreft afleggen tegen de grote toppers Wie zijn werk kan doen voor iemand die uitgroeit tot een groot renner als Kuiper, wie dankzij het advies van kopman Hennie, in de leiderstrui komt in een etappewedstrijd als de Ronde van Spanje en wie in een sprint al eens zowel Rik Van Linden als Roger De Vlaeminck heeft verslagen, moet zelf ook over grote kwaliteiten beschikken. Hij mag dan niet zo sterk zijn als de grote vedetten, hij is wel slim; heel slim zelfs.

In de grote openingskoers van het seizoen 1975, de Omloop Het Volk, rijdt José De Cauwer achter winnaar Joseph Bruyère en Patrick Sercu naar de keurige derde plaats, na een koers waarin hij de hele dag in de spits van de wedstrijd vertoeft. In Parijs-Roubaix, de koningsklassieker, valt De Cauwer opnieuw op, nu met de twaalfde plek. En steeds eindigt Kuiper ver achter de man, die inmiddels zijn vaste kamergenoot is geworden. ‘Dat klopt niet,’ vindt De Cauwer. ‘Hij is beter dan ik, maar hij kan zich niet positioneren. Daar moet wat aan gebeuren.’ Hij brengt Kuiper in contact met Luc Vandecavije, een heel rustige en betrouwbare sportarts. Gezamenlijk ondersteunen arts en ploegmaat de Twent. Voor het beroepsrennersleger wordt het steeds duidelijker: De Cauwer is de knecht van Kuiper. Roger De Vlaeminck en zijn kompanen lachen hem uit. ‘Pffft… Kuiper is toch gene kopman? Hij is toch gene leider?’ Neen, denkt José, een leider is hij niet, maar koersen kan hij wel. En hoe meer er met Hennie wordt gespot, des te groter wordt de bereidheid van José hem te verdedigen.

De knecht die geen knecht is

Niemand heeft hem gezegd hoe hij zich tot Hennie moet verhouden. Hennie heeft hem nooit gevraagd als steun en toeverlaat op te treden, maar José heeft al snel in de gaten dat Hennie beter is dan hij, vooral sterker. De Cauwer beschikt van nature over aanzienlijk meer pure snelheid, maar in een grote koers is Hennie sterker, naarmate de wedstrijd vordert. Hennie heeft een sterke motor. De Cauwer trekt zijn conclusies: ‘Voor het grote werk is Hennie meer geschikt dan ik, maar ik kan hem wel helpen de juiste beslissingen te nemen.’ Knecht voelt hij zich nooit. Sommigen vragen hem hoe het voelt knecht te zijn van Hennie Kuiper. Maar José heeft zichzelf nooit als zodanig beschouwd. Ze hebben samen een bedrijf – een soort BV – waarin ieder een aparte taak heeft. Ze werken samen en verkopen zich samen.

Bij het eerste trainingskamp van Frisol behoort Hennie Kuiper tot de uitverkorenen om naar Bardolino af te reizen. De rest van de ploeg blijft achter in Nederland en België, terwijl Fedor den Hertog met verzorger Rudy Bergmans naar Frankrijk is afgereisd. Van links naar rechts: Theo Smit, Piet Libregts, Hennie, Cees Priem en Henk Poppe

Bij het eerste trainingskamp van Frisol behoort Hennie Kuiper tot de uitverkorenen om naar Bardolino af te reizen. De rest van de ploeg blijft achter in Nederland en België, terwijl Fedor den Hertog met verzorger Rudy Bergmans naar Frankrijk is afgereisd. Van links naar rechts: Theo Smit, Piet Libregts, Hennie, Cees Priem en Henk Poppe

Voor de start van de Giro d'Italia van 1974 ontvangt Hennie Kuiper van Paus Paulus VI de zegen. Dat helpt. Kuiper rijdt in 1974 zo indrukwekkend dat de manager van Eddy Merckx vraagt of hij de ploeg van Merckx wil komen versterken. Kuiper slaat het aanbod af

Voor de start van de Giro d'Italia van 1974 ontvangt Hennie Kuiper van Paus Paulus VI de zegen. Dat helpt. Kuiper rijdt in 1974 zo indrukwekkend dat de manager van Eddy Merckx vraagt of hij de ploeg van Merckx wil komen versterken. Kuiper slaat het aanbod af

Hennie Kuiper, wielrenner. Het is dat hij zijn Frisol-outfit draagt, want het decor ademt bepaald geen vedettendom

Hennie Kuiper, wielrenner. Het is dat hij zijn Frisol-outfit draagt, want het decor ademt bepaald geen vedettendom

De bekende pose van Fedor den Hertog: hij gaat op zijn kop staan. Hennie Kuiper gaat half verscholen achter assistent-ploegleider Edgard De Maere. Links van De Maere glundert verzorger Lambert Toebak. De speciaal voor Fedor aangetrokken verzorger Rudy Bergmans houdt het Frisol-shirt van Fedor in de plooi. Rechts naast Fedor ploegleider Piet Libregts en helemaal rechts José De Cauwer

De bekende pose van Fedor den Hertog: hij gaat op zijn kop staan. Hennie Kuiper gaat half verscholen achter assistent-ploegleider Edgard De Maere. Links van De Maere glundert verzorger Lambert Toebak. De speciaal voor Fedor aangetrokken verzorger Rudy Bergmans houdt het Frisol-shirt van Fedor in de plooi. Rechts naast Fedor ploegleider Piet Libregts en helemaal rechts José De Cauwer