‘Hennie, Hennie, zeg nou wat…’
En dan, eindelijk, is het 9 juli, de dag van de 13de Touretappe. In Denekamp heeft de hele familie Kuiper zich in de zondagse kledij, het ‘goeie grei’, gestoken. De grote dag is daar: de 40-jarige bruiloft van Gerard Kuiper en Johanna Heerink. Het feest wordt gehouden in zaal Knippers. Natuurlijk zijn alle aanwezigen supporter van Hennie. Als het omvangrijke gezelschap aan tafel gaat, staat ergens een radio aan, niet al te hard om het feest niet te verstoren, maar hard genoeg om toch een beetje op de hoogte te blijven.
In Denekamp weten ze hoezeer Hennie naar deze dag heeft toegeleefd. Hij zelf weet maar al te goed dat het niet eenvoudig zal worden, want op de bewuste 9de juli rijdt de karavaan weliswaar door de Pyreneeën van Font-Romeu naar Saint-Gaudens, maar rit 13 kent niet het slopende karakter dat Hennie nodig heeft voor een solo. Het is een niet al te lastig parcours, dat over een col van de derde categorie leidt, de Col du Puymorens (hoogte 1916 meter), 28 kilometer na de start in Font-Romeu en vervolgens nog een tweede obstakel kent, een berg van de tweede categorie, de Col de Port (1249 meter), 88 kilometer voor de finish. Er zijn weinig mogelijkheden om een vroege beslissing te forceren. Een aanval op de Col de Port biedt het peloton immers voldoende kans om terug te komen. Hij heeft dat alles tevoren overwogen, maar zit nu in volle finale. In zaal Knippers is inmiddels het gebed uitgesproken, de soep al opgeschept, wanneer plotseling iemand roept: ‘Hennie is gevallen!’ Consternatie alom. De volumeknop van de radio wordt op volle sterkte gedraaid. Het dramatische verslag van Theo Koomen veroorzaakt ontsteltenis. ‘Ooohhh. Hennie Kuiper ligt op de weg. Roerloos. Hennie, Hennie, zeg nou wat…
Hennie zegt voorlopig niets. Hij is in volle sprint onderuitgegaan.
De etappe naar Saint-Gaudens eindigt voor Hennie Kuiper in een regelrecht drama. De rit mondt uit in een valpartij, in plaats van een overwinning op de veertigste trouwdag van zijn ouders. In slagorde komen van links naar rechts op de finish af: Mariano Martinez, Wladimiro Panizza, André Chalmel, Willy Teirlinck, Régis Ovion en Raymond Poulidor
Zittend verbijt Hennie Kuiper de pijn, maar vooral de teleurstelling. De eerste zes van de rit zijn al gepasseerd. Nu dendert het peloton voorbij. Links van de weg sprint Freddy Maertens naar de achtste plek in de rituitslag. Kuiper wordt ondanks zijn val als zevende geklasseerd
Hennie Kuiper is totaal ontgoocheld wanneer hij samen met Peter Bonthuis (links) naar de finish in Saint-Gaudens hobbelt
Even voordien heeft hij vier vluchters tot de orde geroepen: de Belg Marc Demeyer, de Italiaan Wladimiro Panizza, de Fransman Jean-Pierre Genet en de Nederlander Gerard Vianen. Hennie heeft het rondeboek goed bestudeerd. Hij weet dat er een kleine drie kilometer voor de streep een klimmetje is. Hij jaagt er uit alle macht tegenop, heeft een bescheiden gaatje, maar dat blijkt niet genoeg om de Belgische sprinter Willy Teirlinck, de Fransen Régis Ovion, Mariano Martinez, André Chalmel en Raymond Poulidor en de Italiaan Panizza te verhinderen aan te sluiten. Kuiper doet in zijn zegedrift – het ‘huwelijkscadeau’ voor vader en moeder – het onmogelijke. Hij probeert in het gaatje te duiken tussen Ovion en Teirlinck, toucheert even een elleboog en trekt in een poging tot correctie de fiets onder zijn lichaam vandaan. Hij schuift over het ruwe asfalt, dat bezaaid is met steentjes. Dat Teirlinck uiteindelijk de etappe wint, ziet hij pas veel later. Hennie is ontroostbaar. Zijn droom ligt in duigen. ‘Een ritzege in Saint-Gaudens op de huwelijksdag van mijn ouders zou voor mij de mooiste overwinning in mijn carrière als Tourrenner zijn geweest.’ In Denekamp heerst er verslagenheid aan de feesttafel. De soep kan weer terug de ketel in. Gelukkig meldt de verslaggever even later dat Hennie weer wat stamelt. Ine, de vrouw van Hennie, komt weer op adem. Het is wellicht ernstig, maar niet zo ernstig als het zich aanvankelijk laat aanzien. Het feest wordt voortgezet, maar de stemming is eruit. De val van de familieheld legt een sluier over de festiviteiten. Pas in de avonduren krijgen Ine en de ouders Hennie vanuit Frankrijk nog aan de lijn. En pas dan bekomen ze echt van de schrik.
Heel sportminnend Nederland leeft intens mee met Hennie. Hij heeft de beste Nederlandse wielrenner, Joop Zoetemelk, in populariteit al overvleugeld, door zijn manier van koersen. Waar Zoetemelk bekend staat om zijn verdedigend koersen of – onvriendelijker gezegd – aanklampen, heeft Hennie vooral in deze Tour de harten van het grote publiek veroverd door zijn aanvallende rijstijl. Dat hij voor de microfoon niet altijd even goed uit zijn woorden kan komen, geeft hem iets vertederends. Zijn gedrag – altijd beleefd, nooit een onvertogen woord over een concurrent, altijd aardig – doet de harten van heel Nederland smelten. Niet alleen in Nederland overigens. Het Franse sportdagblad l’Équipe, in die dagen organisator van de Tour de France, noemt Hennie sinds zijn overwinning in Bornem de ‘kampioen van de aanval.’
‘Kuipertje’ zoals hij in navolging van Theo Koomen overal liefkozend wordt genoemd, vliegt erin, gaat liever strijdend ten onder dan passief naar een anonieme ereplaats te rijden. Het is misschien niet altijd even doordacht, het is wel spectaculair. Dat moet zelfs ploegleider Post toegeven. Maar Post is dan al veel meer gecharmeerd van de troef die hij deze Tour nog achter de hand houdt, de stijlvolle West-Duitser Didi Thurau, dan van de vechtjas Kuiper. Hennie heeft bij zijn val niets gebroken, een geluk bij een ongeluk. Hij wordt in een ambulance geladen en afgeleverd bij het rennersverblijf. Tot ver in de jaren zeventig slapen de renners lang niet altijd in een ordentelijk hotel, zoals later gebruik zal worden, maar moeten zich soms behelpen op veldbedden, die in een gymnastieklokaal staan opgesteld. Stel je voor: je hebt een onmenselijk zware prestatie geleverd; krijgt dan na afloop temidden van meer dan honderd collega’s een veldbed in een gymzaal. Daags nadien jaagt de Tourdirectie je opnieuw over zware cols.
De dokter die als een slager handelt
De provisorische ‘slaapfabriek’ ligt in dit geval aan de Route de Toulouse in Saint-Gaudens en is onderdeel van het Lycée d’État Mixte. Hennie heeft pijn, veel pijn. Alles zit onder het bloed. Maar Geert Simons, die deze Tour arts is bij de ploeg van Post, zal dat karweitje wel even opknappen. Simons is getrouwd met Olga de Haas, de prima ballerina van het Nationale Ballet. Hij doet al maandenlang pogingen zich een positie te verwerven binnen de wielersport. Hij is niet op de eerste plaats met de renners bezig, maar vooral uit op eigen glorie. Dat weet Hennie op dat moment nog niet. Kuiper wordt onder anderen begeleid door Peter Bonthuis, de toeverlaat van Post. Bonthuis ziet hoe Hennie eraan toe is, hoeveel pijn hij lijdt.
Simons peutert eerst tientallen steentjes uit Kuipers geteisterde lichaam. Dat is op zich een noodzakelijk, maar uiterst pijnlijk proces. Vervolgens snijdt Simons zonder verdoving de wonden uit om ook daar het vuil te verwijderen. ‘Ik kan wel tegen een stootje,’ zegt Hennie 41 jaar later, ‘mij hoor je niet zo gauw piepen, maar ik heb het uitgeschreeuwd.’ Verzorger Ruud Bakker gaat met zijn honderd kilo bovenop de gekwetste renner zitten om de fysiek en mentaal gebroken man in bedwang te houden. Tot overmaat van ramp roept Simons: ‘Doe niet zo flauw. Stel je niet zo aan, man!’ Simons begrijpt helemaal niets van topsport. Hij gaat te werk als een slager, alsof hij geen mens behandelt, maar een beest of een stuk materiaal. Het is te gek voor woorden. Nu nog zijn op de heup van Kuiper de littekens zichtbaar van wat deze ‘dokter’ heeft aangericht.
Natuurlijk is Hennie blij dat er na zo’n val niets is gebroken, maar de mentale pijn is vele malen groter dan de fysieke. Alles, maar dan ook letterlijk alles heeft hij gericht op deze rit op de huwelijksdag van zijn ouders. Hij moet verstek laten gaan op het feest, maar een etappezege zou een groots cadeau zijn geweest. Hij weet hoe blij hij zijn moeder maakt telkens wanneer hij met een bos bloemen bij haar komt. De droom, een ritzege in Saint-Gaudens blijft een droom die nooit realiteit wordt. Nog schieten hem de tranen in de ogen bij de herinnering. Na de ‘behandeling’ van Simons kan hij naar zijn slaapplek in de gymzaal. Hennie heeft daar niet zo’n moeite mee. Of hij nu in een vijfsterrenhotel ligt of in zo’n lyceum maakt hem niets uit. Het enige dat voor hem telt, is een goede matras, waarop hij kan rusten. Anders dan de gemiddelde mens kan Hennie onder alle omstandigheden slapen.
Maar assistent-ploegleider Peter Bonthuis kan het niet aanzien. Een gewonde coureur behoort een behoorlijke slaapplek te krijgen. En dus ontruimt hij het kamertje dat voor hem als ploegleider was bestemd, brengt daar de gewonde kopman onder en trekt zelf de dekens op Hennie’s veldbed over zich heen.
Als een frontsoldaat
De volgende ochtend meldt De Cauwer zich al vroeg aan het bed van Hennie. Wanneer alle zwachtels van zijn lijf zijn gepeld, komt er een man tevoorschijn die eruitziet alsof hij net van het oorlogsfront is teruggekeerd. Ieder weldenkend mens zal zeggen: ik kap ermee. Maar wielrenners en zeker Hennie Kuiper zijn anders. Op het programma staat de rit naar Saint-Lary-Soulan, een cruciale etappe die via de Col de Mente en de Portillon naar de Peyresourde leidt om uiteindelijk te eindigen op Pla-d’Adet in Saint-Lary-Soulan: twee cols van de tweede en twee krengen van beklimmingen van de eerste categorie. Gekkenwerk natuurlijk voor een gewonde renner. En dat blijkt. Op een kaarsrechte weg, kort voor het dorp Aspet in de Haute-Garonne gaat Hennie onderuit. Het ‘hoe’ van deze valpartij is tot op de dag van vandaag niet duidelijk. Mogelijk raakt Hennie na 13 kilometer, het wiel van een voorganger, raakt uit balans en klapt met zijn onbeschermde hoofd tegen het asfalt. De periode waarin ook beroepsrenners verplicht met een valhelm moeten rijden, is nog niet aangebroken. Hennie verliest even het bewustzijn. De hele ploeg wacht hem op. Wanneer ze zien dat langer wachten geen zin heeft, is het peloton al lang uit het zicht verdwenen. De Tour wacht immers op niemand.
Het getal 13 speelt bij al deze gebeurtenissen een hoofdrol. ‘Dat is geen toeval,’ zal de bijgelovige Gerrie Knetemann achteraf zeggen. Op de dag van de voor Kuiper zo ongelukkig verlopen eindsprint in Saint-Gaudens voltooien de renners de 13de etappe, nota bene op een vrijdag. De hoofdwond, die hij daarbij oploopt, wordt met 13 hechtingen gedicht en de val daags nadien gebeurt bij kilometerpaal 13… De Raleighs maken er na het oponthoud aanvankelijk een ploegentijdrit van in een poging het peloton te achterhalen. Het blijkt onbegonnen werk. Ruimschoots na het verstrijken van de tijdslimiet bereikt de equipe de eindstreep. Alleen Bert Pronk, die over meer klimcapaciteiten beschikt dan zijn ploeggenoten, is er nog in geslaagd aansluiting te vinden bij een groepje dat voor het sluiten van de controle binnen komt. Wanneer Jules De Wever, de Franssprekende assistent van Peter Post, een vurig pleidooi houdt bij Tourdirecteur Félix Lévitan, toont die zich voor één keer menselijk en strijkt met de hand over het hart. De ploeg mag de volgende dag toch vertrekken.
Zwerfkat op ziekbed
Na deze laatste val ontfermt Peter Bonthuis zich over Hennie. Hij geeft het stuur van de tweede auto over aan mecanicien Paul Soetekouw en gaat met de gewonde coureur naar het Centre Hospitalier Comminges Pyrénées in Saint-Gaudens. Het hele ziekenhuis is in rep en roer wanneer bekend wordt dat de wereldkampioen is binnengedragen. ‘Iedereen kwam mijn kamer op rennen.’
Bonthuis ziet dat binnen de kortste keren het halve ziekenhuis de kamer van de wereldkampioen op komt lopen. Hij grijpt in; maakt een bordje ‘visite interdit’ (bezoek verboden) en hangt dat op de deur. Bonthuis grist een witte doktersjas van de kapstok, trekt zijn strengste gezicht en wijst iedereen beslist terug die het waagt binnen te komen. Wie durft het nu een bevel van een dokter te negeren? Op die manier kan Hennie in ieder geval rustig liggen, denkt Bonthuis. Maar de praktijk blijkt anders. Zo ongeveer alles in dit ziekenhuis ademt chaos. Het is er smoezelig en wanneer er door het openstaande raam zwerfkatten op Hennie’s bed springen, weet hij het zeker: ‘Ik wilde zo snel mogelijk weg uit dat ziekenhuis.’
Wielerfotograaf Cor Vos meldt zich. Of hij even snel een foto van Hennie in het ziekbed mag maken. Bonthuis, tuk op publiciteit voor de sponsor, stemt toe. Maar dan moet Hennie wel even een Raleigh-shirt aantrekken. Kuiper protesteert. Een shirt over het hoofd trekken? Dat is te pijnlijk. Maar Bonthuis houdt vol, Hennie trekt met veel pijn en moeite het sponsorshirt aan. Vos drukt op de ontspanknop en juist op dat moment komt de directeur van het ziekenhuis binnen. Waar de heren in vredesnaam mee bezig zijn. In het ziekenhuis mogen geen foto’s worden gemaakt! Hij eist het filmpje van de fotograaf, die zich omdraait, doet alsof hij het filmpje verwijdert en drukt vervolgens de directeur een nog onbelicht rolletje in de hand. Kassa voor Cor Vos, kassa voor Raleigh. Want de foto staat een dag later in tal van kranten afgedrukt.
Hoewel Kuiper eigenlijk het ziekenhuis wil verlaten, maakt de behandelende geneesheer hem duidelijk dat hij toch echt nog een nacht ter observatie moet blijven. Bonthuis staat er echter op dat er op de kamer een extra bed wordt geplaatst, waarop hij de nacht kan doorbrengen. Hij wil Hennie onder geen beding alleen achter laten. Hij krijgt zijn extra bed, klimt erin en valt na de dag vol emoties onmiddellijk in slaap. Middenin de nacht schrikt hij wakker. Een verpleegster steekt een naald in zijn arm. De injectie is niet voor de hulpploegleider, maar voor Hennie bedoeld. Die krijgt later zijn prikje. Peter Bonthuis draait zich om en slaapt vervolgens verder.
De dag nadien wordt Hennie naar Pau vervoerd, een volgende etappeplaats op weg naar Parijs. Jan Raas komt uitgelaten de kamer van zijn teamgenoot binnen, blij dat de door hem gehate bergetappes nu achter hem liggen. Hij mept hem vriendschappelijk op de zwaargekwetste schouder, zo van: ‘Hé Kuip, hoe is het er nu mee?’ Maar Kuip krimpt ineen van de pijn. Post jaagt Raas de kamer uit. Een dag later vertrekt Hennie naar Nederland, samen met Gerrie Knetemann die de Tour ook heeft verlaten. Het duo wordt met bagage afgezet aan het station. ‘Neen,’ zegt Hennie: ‘geen vliegticket, daar was geen geld voor.’ Hoogzomer: dus is het stervensdruk in de trein, waar vooral veel Lourdesgangers mee reizen. Het duo ‘Kneet en Kuip’ vindt geen zitplaats in de overvolle trein. Dus posteren ze zich op een tussenbalkon en gebruiken de koffers als zitplaats. En zo sukkelen ze voort richting Parijs, waar ze na een overstap op het Gare du Nord de aansluiting naar Nederland vinden.
Na de Tour wacht het criteriumcircus waar de renners het beleg op hun brood verdienen. Post gebruikt in zijn contractbesprekingen met renners de rondjes rond de kerk altijd als een extra troef. Zijn werknemer, Peter Bonthuis, draagt als manager voor de criteriums in Nederland nog een andere pet. Hij bepaalt voor een belangrijk deel welke renners in dat lucratieve circuit startgelegenheid krijgen. Wanneer de periode van de criteriums voorbij is, wordt het vizier gericht op het WK. De Ronde van Nederland geldt dan voor veel renners als de opmaat voor de mondiale titelstrijd. Hennie moet weldra zijn regenboogtrui uittrekken. Het wordt voor hem en voor zijn metgezel José De Cauwer tijd de koers voor de naaste toekomst te bepalen. Financieel is het eerste Raleigh-jaar goed verlopen, ook voor De Cauwer. Reden dus om opnieuw met Peter Post om de tafel te gaan zitten voor een contractbespreking voor het wielerjaar 1977. Dat gebeurt tijdens de Ronde van Nederland, ergens in Zeeland. Hennie ziet die contractbespreking vol vertrouwen tegemoet. ‘Ik had een prima seizoen achter de rug. Dus mocht ik salarisverbetering verwachten.’ Hij heeft de regenboogtrui met ere gedragen en kan een lijstje overleggen, waar meer dan 95 procent van het peloton jaloers op is.
Alleen al de hoogtepunten illustreren dat Hennie Kuiper zich definitief onder de groten heeft geschaard. Winnaar van de Ronde van Zwitserland plus een etappezege. Een ritzege in de Tour de France, tweede in Parijs-Nice, tweede in de Omloop Het Volk, vierde in Parijs-Roubaix, vijfde in zowel de Amstel Gold Race als in Luik-Bastenaken-Luik, zesde in de Ronde van Spanje, waarin hij rit 4 wint en vier dagen in de leiderstrui rijdt.
De dag na Saint-Gaudens. De rit naar Saint-Lary-Soulan is nog maar 13 kilometer jong of Hennie Kuiper klapt tegen het wegdek. Gerrie Knetemann stapt af om eerste hulp te verlenen
De TI-Raleigh-ploeg ontfermt zich over de gevallen wereldkampioen. Jan Raas probeert de rechtervoet van Kuiper uit de toeclip te halen
De wereldkampioen heft in vertwijfeling zijn rechterhand
Tourarts Gérard Porte slaat ter ondersteuning beide armen om Hennie Kuiper om hem op de been te helpen. Ook Peter Post (met zonnebril) biedt hulp. Journalisten komen polshoogte nemen: links achter Kuiper Leo van de Ruit van het ANP, daarnaast Theo Koomen en helemaal rechts (met de accreditatie op zijn rug) winnaar van Olympisch brons in Tokio en NOS-chauffeur Gerard Koel
Gérard Porte, die zich het zweet van het gezicht wist, en Peter Bonthuis, helemaal rechts, gaan met Hennie Kuiper mee in de ambulance
Hennie verbaal gevloerd en teleurgesteld
De Cauwer, de verbale kopman van het duo, heeft een tactiek uitgedacht. ‘Ik wilde als eerste met Post onderhandelen en er zoveel uitslepen dat zowel Hennie als ik er stevig op vooruit zouden gaan. Ik kon Post wel partij bieden.’ Maar Post heeft de Belg door, wenkt Hennie als eerste en zet hem stevig onder druk. Hennie moet goed begrijpen dat hij, Post, een heel dure ploeg moet financieren, dat zijn budget niet van elastiek is en dat Hennie volgend jaar niet meer als wereldkampioen in het peloton rijdt. Kortom: hij kan hem niet meer de tachtig mille betalen, die hij dit jaar krijgt. Kortom: Hennie moet inleveren. Post ziet de ontsteltenis in de ogen van Kuiper en brengt nog een argument in de strijd. Heeft Hennie niet goed verdiend de afgelopen maanden? Is er niet veel gewonnen en ziet het er niet naar uit dat de ploeg volgend jaar nog veel meer gaat winnen en dus meer premies krijgt?
Hennie wordt verbaal gevloerd. De periode waarin managers er het beste voor hun pupillen (en voor zichzelf) uitslepen, is nog niet aangebroken. De minder gewiekste types laten zich omverpraten door handelaars die goed van de tongriem zijn gesneden, zoals Post. Uiteindelijk knikt Hennie gedwee ‘ja’. Sterker nog, hij gaat ook nog akkoord met een extra toevoeging aan het contract, waardoor hij niet alleen voor 1977 aan Raleigh is verbonden, maar Post bovendien nog een optie heeft op een contract voor het wielerjaar 1978. ‘Het voelde niet goed, maar ik kon niet tegen hem op,’ zegt Hennie.
Het kan nòg erger. Hennie pleit voor een salarisverhoging voor zijn grote hulp, José De Cauwer, die een basiscontract heeft van vijftienduizend gulden voor een jaar lang fietsen. Drieduizend gulden extra lijkt niet overdreven, maar Peter Post vindt van wel. ‘De Cauwer is toch jouw knecht. Wanneer je vindt dat hij meer moet verdienen, moet je hem dat zelf maar betalen.’ Het doet Hennie pijn zijn ploegleider zo te horen redeneren. In schouderklopjes is Post toch al niet sterk, maar via het salaris kan een werkgever ook zijn waardering laten blijken. Maar Post weet van geen wijken. En dus trekt Hennie met een negatief resultaat en gevoel de deur achter zich dicht.
Wanneer Kuiper de hoteltrap afdaalt naar de verdieping waar De Cauwer zit te wachten, voelt de Belg de bui al hangen. En? Ja, Hennie heeft getekend voor twee jaar. En hij dan, José? ‘Het is nu aan jou,’ antwoordt Hennie. De Belg rest weinig anders dan ook zijn handtekening te zetten onder een verbintenis voor twee seizoenen voor hetzelfde magere salaris als het afgelopen jaar. Tenslotte willen ze beiden de BV Kuiper-De Cauwer laten voortbestaan. Hennie omdat hij De Cauwer nodig heeft en José omdat Kuiper in de criteriums ook altijd startgelegenheid voor hem bedingt. Beiden voelen zich toch min of meer belazerd en maken de afspraak: ‘We zijn hier weg. Dit is de laatste keer dat we voor deze ploeg hebben getekend.’ Dat is het definitieve besluit van de BV Kuiper-De Cauwer op die avond.