Hennie’s Dag der Wrake

Belgen en critici afgetroefd met WK-titel

Hennie’s Dag der Wrake

Op de avond voor het WK belt Hennie met zijn maatje José met de vraag, wat hij verwacht. ‘Zoals je nu koerst, moet je bij de top tien kunnen rijden.’ Hennie heeft zijn antwoord onmiddellijk klaar. ‘Top tien? Maar dan kan ik ook winnen.’

Oei.

Kuiper heeft van die dagen dat hij zijn grenzen weet te verleggen in de richting van het onmogelijke. 31 augustus 1975 is zo’n dag. Voor Hennie is het de Dag der Wrake, zoals het dat ook op 7 september 1972 is geweest. Op die bewuste septemberdag – tijdens de Spelen – neemt hij revanche op coach en keuzeheren, die hem de voorbije jaren weigerden te selecteren voor de WK-ploeg. Hij zal verdorie wel eens laten zien, wat hij kan. En hij laat het zien op het Olympisch parcours van München.

Nu, drie jaar later, heeft hij weer een rekening te vereffenen met de wielerbond, die hem een jaar eerder volkomen ten onrechte niet laat starten op het slopende WK-parcours van Montreal, dat voor hem gemaakt lijkt. Hij verbijt zijn pijn, maar hij cultiveert zijn woede en werkt een jaar lang onverdroten aan zijn revanche. Hennie wil niet sluipenderwijs aan de finale beginnen. Al in de eerste ronde maakt hij deel uit van een vier man sterke kopgroep, die niet lang standhoudt. Hij kan zich koest houden, wanneer ploeggenoot Karstens lange tijd vooruit is, maar wanneer de beslissende kopgroep tot stand komt, is hij present op de eerste rij. Drie Belgen (Merckx, De Vlaeminck en Van Impe) drie Fransen (Thévenet, Jean-Pierre Danguillaume en Régis Ovion) en drie Nederlanders (Kuiper, Zoetemelk en Gerrie Knetemann) vormen de grote machtsblokken binnen de groep; de Italiaan Francesco Moser is de gevaarlijke outsider. De Spanjaard Pedro Torres completeert het elftal vluchters.

Michel Pollentier rijdt drie ronden voor het einde een verschroeiend tempo op kop. In zijn wiel: Hennie Kuiper. De groep wordt sterk uitgedund. Pollentier en Kuiper hebben op de top een lichte voorsprong. Pollentier gaat van kop af; Hennie gaat door en krijgt een voorsprong, die hij stelselmatig uitbouwt. Joop Zoetemelk ziet het allemaal gebeuren. ‘Ik dacht: laat Kuiper maar openen. Je weet toch nooit hoe het afloopt. Als ze Hennie terugpakken, liggen er kansen voor De Kneet en voor mij.’ In het groepje achter hem kijken ze elkaar aan. Er wordt niet geluierd, het tempo ligt nog steeds hoog, maar iedereen kijkt naar de favorieten, de Belgen. Van Impe rijdt zijn eigen koers, de Fransen stemmen de wedstrijd af op De Vlaeminck en Merckx en de overblijvende Nederlanders in de kopgroep doen niet anders dan alle tegenaanvallen counteren. Tegenaanvallen zijn er genoeg: van Merckx, van De Vlaeminck en van Moser. Iedere keer kruipt of Knetemann of Zoetemelk aan het wiel van degene, die de jacht op Kuiper wil openen. Iedere keer opnieuw wordt het tempo bij die demarrages omhoog gejaagd, maar steeds ook stokt het tempo weer zodra de aanvaller ziet dat Zoetemelk of Knetemann aan het wiel hangt.

Er is geen georganiseerde jacht achter Kuiper. Merckx gunt de wereldtitel niet aan De Vlaeminck en omgekeerd. Roger De Vlaeminck is radeloos. Dit is toch zìjn WK? Hij maakt toch meer dan wie ook aanspraak op de titel? Er is maar één coureur die de kwaliteiten heeft hem aan de regenboogtrui te helpen: Eddy Merckx. Maar de uittredende kampioen wil voor zijn eigen kans gaan. De andere Belg in de kopgroep, Lucien Van Impe, is zo boos vanwege de vernedering aan de vooravond van het WK dat hij aanvankelijk geen trap wil geven om Roger bij te staan.

Dan daagt er hulp op. De drie Fransen in de kopgroep, Thévenet, Danguillaume en Ovion, beseffen dat zij kansloos zijn in dit titelgevecht. Hun eigen vluchtpogingen zullen in de kiem worden gesmoord door zowel de Nederlanders als door de Belgen, in ieder geval door De Vlaeminck. Maar je bent beroepsrenner of je bent het niet: je wilt toch met een gevulde portemonnee terugkeren van zo’n WK.

Er valt wat te handelen, want De Vlaeminck wil toch zo graag kampioen worden? Hij heeft toch hulp nodig in zijn jacht op Kuiper? En die hulp wordt hem aangeboden, zoals fotograaf Tonny Strouken de volgende dag hoort van Bernard Thévenet. Voor wat, hoort wat. En voor veel, hoort ook veel geld.

De precieze bedragen blijven in nevelen gehuld. Roger vindt het veel, maar niet onoverkomelijk. Er is echter een ander probleem. Want de afspraak is dat de Belgische ploegmaats betaald worden, indien een van hun mannen kampioen wordt. Daar komt dus minimaal nog eenzelfde premie bij voor de andere Belgen, die zich geenszins als ploegmaats hebben gedragen. Dat vormt alles bij elkaar een bedrag dat onvoorstelbaar groot is. Bovendien is de gedachte voor De Vlaeminck niet te verdragen dat hij Merckx (gefinisht als nummer 8), Van Impe (9), Verbeeck (13). Dierickx (20) en Maertens (21) voor zijn regenboogtrui zal moeten betalen, terwijl niemand een poot heeft uitgestoken om hem te helpen. En dus probeert hij het zelf, maar steeds opnieuw vindt hij Knetemann of Zoetemelk in zijn wiel, die iedere individuele poging in de kiem smoren en zo de vlucht van Kuiper voorbeeldig afschermen.

De Nederlanders rijden als ploeg, conform de afspraak die de avond voordien is gemaakt. Zoetemelk en Knetemann willen natuurlijk liever zelf winnen, maar ze gunnen het Kuiper meer dan Merckx of De Vlaeminck. Bovendien, zo redeneren zij: het is goed voor de Nederlandse wielersport. Hennie denkt aan het begin van zijn vlucht helemaal niet aan winnen. ‘Ik wilde de koers hard maken.’ Hij heeft nog 28 kilometer voor de wielen, wanneer hij de rest van de kopgroep achter zich laat. Kuiper rijdt in zijn bekende hoekige stijl in hoog tempo de beklimmingen op. Achter hem zitten ze bepaald niet stil. Merckx, Moser, De Vlaeminck, Danguillaume; allemaal hopen ze in één machtige rush het gat met Kuiper te kunnen dichten. De Vlaeminck komt er nog het dichtst bij, maar hij slaagt er niet in Joop Zoetemelk uit het wiel te rijden. Hennie houdt stand tot op de streep. Hij kàn het nauwelijks geloven. En de Belgische supporters wìllen het niet geloven. Er is doodse stilte aan de aankomst. België is in rouw. De Vlaeminck, de nummer twee van de titelstrijd, komt met tranen in de ogen over de finishlijn. De Vlaeminck en Moser vinden het maar niks dat iemand met zo’n bescheiden erelijst nu een jaar lang in de regenboogtrui mag rijden, laten ze na afloop weten.

Bedevaart

Heel wielerminnend Nederland volgt het kampioenschap via de Nederlandse of Vlaamse televisie. Ook bij de familie Kuiper zit vrijwel iedereen aan de buis gekluisterd. Maar vader Gerard en moeder Johanna weten van niets. Op het moment dat hun zoon zegevierend de streep bereikt in Yvoir, wonen zij het lof bij in de kerk in Kevelaer. Die dienst vormt het slot van de jaarlijkse bedevaart naar Kevelaer, waaraan gewoontegetrouw door Gerard en Johanna wordt deelgenomen. Dat zoon Hennie het WK fietst is mooi, maar dat is geen reden de bedevaart te laten schieten. Wanneer aan het eind van de dag de bus met bedevaartgangers terugkeert in Denekamp worden de ouders-Kuiper op de hoogte gesteld. ‘Hej’ ’t al heurd? Hennie is wereldkampioen.’ Pas als iedereen, inclusief de pastoor, het nieuws bevestigt, geloven de ouders het. ‘Ach, neeee…? ’

Natuurlijk zijn de ouders apetrots op zoon Hennie. Maar moeder beklemtoont dat al haar kinderen voor haar hetzelfde zijn. ‘Als je een gave van Onze Lieve Heer hebt gekregen, moet je die ook gebruiken. Wereldkampioen? Prachtig, maar als hij nou maar niet denkt dat hij nu groter is dan Onze Lieve Heer. Ik heb mijn kinderen altijd geleerd dat ze het bidden niet moeten vergeten. Meneer Pastoor zegt weleens: “Wat is die zoon van jullie toch gewoon gebleven.” Dan antwoord ik: dat heeft hij van vader en mij.’

De groten van de koers zoeken elkaar op in het WK van 1975. Van links naar rechts: de Spanjaard Domingo Perurena, Freddy Maertens, Francesco Moser, de Italiaan Roberto Poggliali, Hennie Kuiper en Roger De Vlaeminck

De groten van de koers zoeken elkaar op in het WK van 1975. Van links naar rechts: de Spanjaard Domingo Perurena, Freddy Maertens, Francesco Moser, de Italiaan Roberto Poggliali, Hennie Kuiper en Roger De Vlaeminck

Hennie Kuiper passeert tijdens de WK-wegrace zijn vrouw Ine (met bril, meteen links achter Kuiper). Het groepje bestaat verder uit de Belg Willy Teirlinck, Fransman Yves Hézard en de Italiaan Giovanni Cavalcanti. Meteen in de eerste ronde is Hennie er al in gevlogen

Hennie Kuiper passeert tijdens de WK-wegrace zijn vrouw Ine (met bril, meteen links achter Kuiper). Het groepje bestaat verder uit de Belg Willy Teirlinck, Fransman Yves Hézard en de Italiaan Giovanni Cavalcanti. Meteen in de eerste ronde is Hennie er al in gevlogen

Hennie Kuiper komt met uitgestoken arm over de meet in Yvoir. Maar de voornamelijk Belgische toeschouwers delen bepaald niet in de feestvreugde van de nieuwe wereldkampioen.

Hennie Kuiper komt met uitgestoken arm over de meet in Yvoir. Maar de voornamelijk Belgische toeschouwers delen bepaald niet in de feestvreugde van de nieuwe wereldkampioen.

De teleurstelling druipt niet, maar spoelt van het WK-podium in Yvoir. Terwijl wereldkampioen Hennie Kuiper luistert naar het Wilhelmus, heeft Roger De Vlaeminck (links) de blik gericht op een punt voorbij oneindig en door het hoofd van Jean-Pierre Danguillaume (rechts) speelt kennelijk ook nog steeds een heel ander scenario

De teleurstelling druipt niet, maar spoelt van het WK-podium in Yvoir. Terwijl wereldkampioen Hennie Kuiper luistert naar het Wilhelmus, heeft Roger De Vlaeminck (links) de blik gericht op een punt voorbij oneindig en door het hoofd van Jean-Pierre Danguillaume (rechts) speelt kennelijk ook nog steeds een heel ander scenario

Hennie Kuiper wordt in de regenboogtrui gehesen door Adriano Rodoni, de voorzitter van de Internationale Wielerunie UCI

Hennie Kuiper wordt in de regenboogtrui gehesen door Adriano Rodoni, de voorzitter van de Internationale Wielerunie UCI

Midden tussen de weilanden, op een podium langs de weg, dringt eindelijk het besef in de vorm van een glimlach door bij Hennie Kuiper. Bloemen, een gouden medaille en de regenboogtrui: het is echt waar – wereldkampioen!

Midden tussen de weilanden, op een podium langs de weg, dringt eindelijk het besef in de vorm van een glimlach door bij Hennie Kuiper. Bloemen, een gouden medaille en de regenboogtrui: het is echt waar – wereldkampioen!

De wereldkampioen gaat in bad en bondscoach Jan Janssen is niet zuinig met de champagne

De wereldkampioen gaat in bad en bondscoach Jan Janssen is niet zuinig met de champagne

Op de trappen van het gemeentehuis van Ossendrecht wordt Hennie Kuiper toegesproken door burgemeester André van Gils (rechts) en toegejuicht door de plaatselijke bevolking. Rechts naast Kuiper is het hoofd van zijn moeder Johanna nog net te zien. Rechts naast haar VARA’s Dingen van de dag-verslaggever Frits Bom

Op de trappen van het gemeentehuis van Ossendrecht wordt Hennie Kuiper toegesproken door burgemeester André van Gils (rechts) en toegejuicht door de plaatselijke bevolking. Rechts naast Kuiper is het hoofd van zijn moeder Johanna nog net te zien. Rechts naast haar VARA’s Dingen van de dag-verslaggever Frits Bom

Bij thuiskomst in Ossendrecht valt Hennie en Ine Kuiper een muzikale hulde ten deel

Bij thuiskomst in Ossendrecht valt Hennie en Ine Kuiper een muzikale hulde ten deel

José en de cognac

José De Cauwer zit in zijn woonplaats Temse samen met zijn vader aan de tv gekluisterd, wanneer zijn kopman aan zijn WK-race bezig is. Tussen de beide mannen in staat een fles cognac. Wanneer José’s kopman triomferend de eindstreep passeert, is de fles zo ongeveer leeg. De Cauwer beluistert naderhand de commentaren van de tv-verslaggevers, van concurrent-renners. Hij spelt ’s anderdaags de verslagen in de Vlaamse kranten, waarin al snel de opinie luidt: ‘Kuiper heeft alleen maar kunnen standhouden omdat Merckx en De Vlaeminck in dit kampioenschap tegen elkaar hebben gekoerst.’ Maar José weet wel beter: deze titel is geen cadeautje. Deze titel komt Hennie Kuiper toe. Hij heeft beestachtig veel werk verzet om zo ver te komen. En op die wedstrijddag is hij de beste. De allerbeste. Daags nadien houdt De Cauwer de nieuwe kampioen voor, dat hij nog niet beseft wat de nieuwe status allemaal inhoudt. ‘Het begint nu pas. Over een jaar, wanneer Hennie de regenboogtrui uittrekt en iemand anders in dat tricot rijdt, zal hij zich realiseren wat het allemaal heeft betekend. Dan zegt hij met enige verbazing: ben ik degene, die een heel jaar met die trui heb rondgereden?’ Voor Hennie, zo weet José, ‘is dat onbestaanbaar.’

De Belgische media slachten Hennie Kuiper af. Ze betitelen hem als de nieuwe Harm Ottenbros, de Nederlandse coureur die in 1969 met de Belg Julien Stevens om de titel sprint. Ottenbros geldt als de grootste verrassing op de WK’s van de naoorlogse periode: een coureur die in de ogen van velen absoluut geen aanspraak kan maken op de regenboogtrui. Hennie is naar de mening van veel Belgen de titel evenmin waardig. Je kunt Kuiper niet meer prikkelen dan door hem te kleineren. Hij, Hennie Kuiper, geen waardig wereldkampioen? Dat zal hij dan weleens even laten zien.

In Parijs-Brussel van 1975, een najaarsklassieker, waait een stevige wind. Het veld valt uiteen in waaiers en waaierrijden is nu niet direct Kuipers specialiteit. Dat beseft ook José De Cauwer die Kuiper ergens achterin het veld oppikt, hem naar zijn achterwiel dirigeert en kilometers lang als windbreker fungeert voor de kersverse wereldkampioen, onderwijl van de ene naar de volgende waaier koersend. Uiteindelijk levert De Cauwer zijn kopman keurig af in de eerste waaier, waarin naast de vedetten Maertens, Merckx en Verbeeck, ook ploegmakker Cees Priem huist. Hennie eindigt uiteindelijk als nummer zeven en is in zijn opzet geslaagd. De nieuwe wereldkampioen heeft zijn trui getoond.

Vlaanderen en Twente

Sponsordirecteur De Vries die aanvankelijk ontkent dat hij Kuiper een paar maanden geleden nog kwijt wilde, hoopt voor diens transfer naar de TI-Raleigh-ploeg van Post publicitair toch een graantje te kunnen meepikken van de regenboogtrui. Hij laat een brief aan Hennie schrijven, waarin hem wordt verzocht iets meer aandacht te besteden aan zijn kleding. Ploegmakker José kan zich daar wel iets bij voorstellen. Niet dat de kleding van Kuiper er versleten uitziet, neen, het is allemaal heel degelijk en proper, maar het is kleding die al vijf tot tien jaar niet meer in de mode is. Dat past niet bij de statuur van een wereldkampioen.

De Cauwer draagt in die dagen een donkerbruine, getailleerde leren jas. Daaronder een donkerblauw kostuum met een lichtblauw overhemd en een donkerblauwe stropdas. Alles volgens de mode van die dagen. Hennie monstert zijn ploegmaat en zegt: ‘Dat vind ik mooi. Waar heb je dat gehaald?’ Nou ja, daar en daar. ‘Dan ga ik hetzelfde kopen.’ José protesteert heftig. Ze zijn allebei al even groot en zich nu ook nog eens overal met dezelfde kleding vertonen. De Belg vindt dat niet kunnen. ‘Dan worden wij het ‘t duo Spik en Span.’ Maar Hennie blijft bij zijn voornemen. Twee, drie jaar later vindt De Cauwer die leren jas niet meer zo perfect. Het kledingstuk is een beetje uit de mode geraakt en hij schaft een nieuwe jas aan. Zo niet Hennie. Die loopt vijf jaar later nog in diezelfde jas. Die is immers nog lang niet versleten? Het is het verschil in cultuur tussen een bourgondische Belg en een wat stijve Tukker, waar – zo vindt José – overigens niets mis mee is. Dat verschil in cultuur tussen Vlaanderen en Nederland – of liever: tussen Vlaanderen en Twente – is De Cauwer al bij eerdere bezoeken opgevallen. Wanneer er in Vlaanderen thee of koffie wordt geschonken, staat er een grote schaal op tafel met van allerlei. Je pakt wat je wilt en is de schaal leeg, dan wordt-ie bijgevuld.

In Twente gaat dat heel anders, merkt José al bij zijn eerste bezoek. Daar gaat de koekjestrommel even open, je pakt er eentje uit en voordat je het weet, zit de deksel weer op de trommel. Hij herinnert zich nog dat hij na zijn eerste koekje eigenhandig de trommel weer opent en er een tweede uitpakt. Hij ziet Hennie nog kijken met een blik die zowel verbijstering als afkeuring verraadt. ‘Wat doe je nu bij mijn familie?’ Tja, dat is wennen. In Twente wacht je tot er nog eens wordt rondgegaan; in Vlaanderen neem je zo lang je trek hebt. Lang verkeert De Cauwer in de veronderstelling dat Nederland tot in Tukkerland toe een land is van oesters en mosselen. Hij verheugt zich bij voorbaat wanneer hij de eerste keer die kant op gaat. Dat zeevoedsel wordt immers massaal vanuit Zeeland geïmporteerd. Die gedachte blijkt helemaal fout. In Twente vindt hij niets van dat alles: nergens mosselen en nergens ook maar één oester.

Wanneer Hennie’s jongste broer Jos in de winter na het WK in Yvoir trouwt, behoort José tot de genodigden. Er is ook een reportageteam van het Belgische sportblad Sport 70. Daartoe behoort ook Rik Van Looy, de absolute wielerkeizer van de jaren zestig. De dag wordt in katholiek Twente ingeleid met een heilige mis. De Cauwer en het team van Sport 70 kunnen hun ogen niet geloven wanneer de wereldkampioen tijdens de mis naar voren treedt en samen met broer Gerard loepzuiver het Ave Maria zingt. ‘Onbestaanbaar bij ons,’ zeggen zij. Maar voor Hennie is dat de gewoonste zaak van de wereld, zoals hij eerder, bij het huwelijk van Frans samen met Bennie als misdienaar fungeert. Na de mis trekken bruidspaar en genodigden naar de feestzaal. Tot verbazing van de Belgen stroomt de feestzaal tegen vijf uur leeg. ‘Wat is dàt hier?’ Het blijkt dat de boerenfamilies naar de koeien moeten voor het melken. Tegen negen uur ’s avonds keren ze weer terug op het feest. Ze drinken een biertje en nog een, en weer een en dan opnieuw. Net als de Belgen zich in de handen beginnen te wrijven zo van: nu gaat het feest echt beginnen, stroomt de zaal opnieuw leeg. Tegen middernacht is iedereen vertrokken. De volgende ochtend wacht immers het boerenbedrijf: er moet weer gemolken worden. Met het feest is het gedaan. In Vlaanderen feesten ze tot vier, vijf uur ’s nachts door.

Twente blijkt een heel andere wereld

Bij de avondlijke rondrit door Ossendrecht toont Hennie Kuiper de regenboogtrui aan zijn plaatsgenoten

Bij de avondlijke rondrit door Ossendrecht toont Hennie Kuiper de regenboogtrui aan zijn plaatsgenoten

In een meubelzaak in Winterswijk signeert Hennie Kuiper met genoegen handtekeningenkaarten voor de plaatselijke jeugd

In een meubelzaak in Winterswijk signeert Hennie Kuiper met genoegen handtekeningenkaarten voor de plaatselijke jeugd

De eerste koers van Hennie Kuiper in de regenboogtrui is het criterium op de Kollenberg in Sittard. Bennie Ceulen zit bij Kuiper in het wiel. Van links naar rechts: Aad van den Hoek, Jan van Katwijk, Tino Tabak, Joop Zoetemelk, Bennie Ceulen, Bernard Thévenet, Hennie Kuiper, Don Allan, Jos Schipper, Henk Prinsen, Jacques Esclassan, Albert Hulzebosch, Bert Pronk en Gerrie Knetemann

De eerste koers van Hennie Kuiper in de regenboogtrui is het criterium op de Kollenberg in Sittard. Bennie Ceulen zit bij Kuiper in het wiel. Van links naar rechts: Aad van den Hoek, Jan van Katwijk, Tino Tabak, Joop Zoetemelk, Bennie Ceulen, Bernard Thévenet, Hennie Kuiper, Don Allan, Jos Schipper, Henk Prinsen, Jacques Esclassan, Albert Hulzebosch, Bert Pronk en Gerrie Knetemann

Hennie Kuiper is een zeer begenadigd veldrijder, die zowel in 1974 als in 1975 de nationale titel bij de profs pakt. In 1976 haakt hij af omdat hij vindt dat de wereldtitel op de weg andere verplichtingen schept. Puur voor de training (hij eindigt als dertiende) rijdt Kuiper in januari van dat jaar nog wel in Oss. Door het veldrijden ontwikkelt Kuiper een stuurmanskunst die hem met name in Parijs-Roubaix perfect van pas komt

Hennie Kuiper is een zeer begenadigd veldrijder, die zowel in 1974 als in 1975 de nationale titel bij de profs pakt. In 1976 haakt hij af omdat hij vindt dat de wereldtitel op de weg andere verplichtingen schept. Puur voor de training (hij eindigt als dertiende) rijdt Kuiper in januari van dat jaar nog wel in Oss. Door het veldrijden ontwikkelt Kuiper een stuurmanskunst die hem met name in Parijs-Roubaix perfect van pas komt