De ‘doping’ van Bernard Thévenet
Ruim een jaar na de Ronde van Frankrijk van 1977 – in de herfst van 1978 – gaat de tweevoudige winnaar (1975 en 1977) Bernard Thévenet te biecht. Hij stort zijn hart uit bij Pierre Chany, chef van de wielerrubriek van het sportdagblad l’Équipe, de krant die samen met Le Parisien Libéré in die dagen verantwoordelijk was voor de organisatie van de Tour de France. Thévenets ontboezeming, gepubliceerd in het blad Vélo, komt erop neer dat hij bekent samen met zijn ploeggenoten van de Peugeot-formatie doping te hebben gebruikt. Thévenet heeft zich naar eigen zeggen door ploegarts François Bellocq langdurig met corticosteroïden laten prepareren. Het heeft voor Thévenet tot veel lichamelijke ellende geleid en een tsunami aan negatieve publiciteit. De publicatie in Vélo zet alle media op het verkeerde been. De ‘doping’ van Thévenet had in 1977 niet als doping moeten worden beschouwd. Tijd voor een reconstructie.
Tijdens de Dauphiné Liberé van 1978. De tweestrijd Kuiper-Thévenet: opperste concentratie bij beiden
Bernard Thévenet heeft weinig plezier beleefd aan zijn overwinning in de Tour van 1977. In de winter nadien wordt hij geplaagd door grote prostaatproblemen. In vrijwel alle koersen van 1978 presteert de Fransman benedenmaats. In de Vierdaagse van Duinkerke krijgt hij koortsaanvallen; in de Dauphiné Libéré klaagt hij over ademhalingsproblemen en een verstikkende benauwdheid. In de Tour de France is hij geen schim meer van de coureur die een jaar eerder nog Kuiper van de Tourzege had afgehouden. Aan de voet van de Tourmalet stapt hij totaal uitgeput en gedesillusioneerd uit de Tour.
In oktober 1978 verplicht Maurice De Muer, directeur-sportief van de Peugeot-formatie, zijn tweevoudige Tourwinnaar zich grondig te laten onderzoeken in het Hôpital Saint Joseph in Parijs, het ziekenhuis waar ook de cardioloog Philippe Miserez aan is verbonden. Miserez fungeert in die jaren als chef van de medische dienst van de Tour de France en is dus bekend met de wielrennerij. De diagnose van Miserez veroorzaakt veel onrust in de ploeg. Vrijwel alle renners hadden zich onderworpen aan het regiem van ploegarts Bellocq. ‘Het langdurig en overvloedig gebruik van de preparaten, die u zijn voorgeschreven, heeft het functioneren van de bijnieren ernstig verstoord. En dat leidt tot een reeks van klachten. Wij onthouden ons van iedere prognose over de toekomst van de wielrenner Thévenet,’ aldus de verklaring van de behandelende artsen.
Bij de preparaten die Thévenet en zijn ploegmaats krijgen toegediend, speelt corticosteroïd een hoofdrol. Het is een synthetisch product, dat artsen gebruiken om ontstekingen te remmen en dat onder meer wordt ingezet bij carapatiënten. Het wordt in minimale hoeveelheden op natuurlijke wijze in de bijnierschors geproduceerd. Cortison, dat onder de corticosteroïden valt, stimuleert de aanmaak en opslag van glucose, de energiestof voor het lichaam. Voornaamste reden voor topsporters om dit middel te gebruiken: het geeft meer power en het onderdrukt de pijn, hoewel niet alle sportwetenschappers dat voor de topsporters voordelige effect onderschrijven. De Limburgse medicus Lon Schattenberg, jarenlang voorzitter van de medische commissie van de UCI, beklemtoont dat corticosteroïden wel een positief korte termijneffect hebben. ‘Ik kan mij voorstellen dat sporters het in eendagswedstrijden gebruiken. Het geeft een korte boost. Maar in etappewedstrijden kan het funest zijn. Bij langdurig gebruik breek je het lichaam af.’
Gevaarlijke situaties
Thévenet wil in het gesprek met de journalist Chany opening van zaken geven. ‘Ik vertel niets nieuws wanneer ik zeg dat het gebruik van steroïden vandaag de dag wijdverbreid is in de topsport. Wij, in onze ploeg, waren ervan overtuigd dat we er goed aan deden ons op deze wijze te prepareren. Het gaf ons een voorsprong op de concurrentie, zo dachten wij. Achteraf hebben we ons overgeleverd aan experimenten, die – zoals in mijn geval – tot gevaarlijke situaties hebben geleid.’
In het wielercircuit deden al langer geruchten de ronde dat Thévenet zich te buiten ging aan verboden stimulerende middelen. Zijn bekentenis is dan ook groot nieuws niet alleen in Frankrijk, maar ook in wielerlanden als Italië en België en… in Nederland. Thévenet immers kwam in de Tour van 1977 in het duel met Hennie Kuiper als winnaar uit dat gevecht. Een bekentenis, ook al is die bijna anderhalf jaar na de Tour van 1977, zou – wanneer corticosteroïden in die periode verboden waren – tot diskwalificatie kunnen en zelfs moeten leiden, maar dat is nooit gebeurd. Dat heeft zijn redenen, zoals de voormalige voorzitter van de internationale wereldwielerbond, Hein Verbruggen, verklaart.
De beschuldigende vinger in die affaire-Thévenet gaat in de richting van Peugeotploegarts Bellocq. Ploegarts Bellocq, die in 1993 overleed, schreef een boek (‘Sport et dopage’) over zijn ervaringen in de wielersport. Daarin toonde hij zich een groot voorstander van het behandelen van wielrenners met cortisonen. Maurice De Muer had geen beste naam als het op doping aankomt. Dopinghistoricus, dr. Jean-Pierre de Mondenard noemt De Muer in dit opzicht de winnaar van de gouden medaille. ‘Maurice De Muer heeft tussen 1970 en 1978 bij BIC en bij Peugeot in totaal 70 wielrenners in zijn diverse ploegen gehad. Daarbij werden renners in 24 gevallen op doping betrapt.’ Een ongelooflijke score van 34 procent!
Indrukwekkend strijdtoneel op de ruwe flanken van de Tourmalet. De groten uit de Tour van 1977 rijden elkaar nog niet los. Eerst: Lucien Van Impe, Hennie Kuiper (aan de binnenkant), Bernard Thévenet en Julian Andiano. Meteen daar achter: Miko-renner Raymond Delisle en zijn ploeggenoot Joop Zoetemelk. In de derde en de vierde stelling klampen Eddy Merckx en Didi Thurau aan
Tijdens de Dauphiné Liberé van 1978. In het gevecht met Bernard Thévenet kiest Hennie Kuiper de andere kant van de weg en neemt licht voorsprong. Thévenet verblikt noch verbloost, want hij weet: in het hooggebergte mag je geen seconde van zwakte tonen
Ruïneren carrière
Bernard Thévenet beschuldigt Bellocq van het ruïneren van zijn carrière. En wie in de loopbaan van de Fransman duikt, kan daar begrip voor opbrengen. De prestatiecurve van Thévenet vertoont een grillig verloop. In 1975 rijdt hij Eddy Merckx uit de gele trui en wint de Tour de France. Het jaar nadien is hij weliswaar de beste in de voorbereidingskoers voor de Tour, de Dauphiné Libéré, maar blijven de overige prestaties beduidend beneden het niveau van het jaar van zijn eerste Tourzege. In de Ronde van Frankrijk moet hij zelfs opgeven. Na zijn gloriejaar, 1977, volgt een ontluisterende neergang. In 1978: geen enkele overwinning van belang. In 1979, het jaar waaraan hij bij Peugeot officieel begint als mede-kopman naast Hennie Kuiper, is de derde plek in een criterium zijn beste prestatie en in zijn laatste jaren, 1980 en in 1981, ontstijgt Thévenet nergens het niveau van een tweederangs renner. Het lijdt geen twijfel dat Thévenet zichzelf – op advies van zijn ploegarts – schade heeft berokkend. Maar in hoeverre werken corticosteroïden stimulerend op de sportprestatie?
Wat professor bewegingswetenschappen Harm Kuipers, ex-wereldkampioen allround-schaatsen, betreft, hoort het preparaat helemaal niet thuis op de dopinglijst. In een interview met het dagblad Trouw, in 2003, stelt hij dat corticosteroïden de sportprestatie niet bevorderen. Hennie Kuiper maakt zich er ook niet druk over. Hij dringt in al die jaren nooit aan op bestraffing van Thévenet. ‘Wat schiet ik er dan mee op?’ Hij praat er ook liever niet over. Al dat rumoer rond doping brengt zijn sport alleen maar in diskrediet. En inderdaad: Hennie schiet er niets mee op. Want zelfs als corticosteroïden in 1977 wel op de dopinglijst zouden hebben gestaan, speelt de gebruiker in sportief opzicht toch geen vals spel. Lees professor Harm Kuipers er in het interview in Trouw maar op na: ‘Corticosteroïden bevorderen de prestatie niet.’ Het is de moeite waard de lijst met de door de UCI verboden middelen uit 1977 te raadplegen. Dat blijkt nog niet zo eenvoudig. De Limburgse geneeskundige Lon Schattenberg is in die jaren nauw betrokken bij het medisch dossier van de Internationale Wielrenunie. In zijn persoonlijk archief kan hij de datum niet achterhalen waarop corticosteroïden aan de dopinglijst zijn toegevoegd. Hij aarzelt, durft er geen uitspraak over te doen.
Hein Verbruggen
De op 14 juni 2017 aan leukemie overleden oud-president van de UCI, de Nederlander Hein Verbruggen, is reeds ernstig ziek, wanneer hij in de tweede helft mei de vragen over corticosteroïden krijgt voorgelegd. Hij gaat niettemin aan de slag en komt na uitvoerig speurwerk tot de conclusie dat Thévenet in 1977 wat betreft de inspuitingen met corticosteroïden, de anti-dopingregels niet heeft overtreden. ‘Op bladzijde 26 van de brochure 40 years of fighting against doping staat vermeld dat de corticosteroïden vanaf 1980 op de UCI-dopinglijst komen.’
Dat is zes jaar eerder dan dat het IOC corticosteroïden op de lijst zet, zoals Herman Ram, directeur van de Dopingautoriteit, duidelijk maakt. De wereldwielerbond wil nogal eens achterlopen op de IOC-lijst, maar in dit geval is de organisatie duidelijk sneller met een verbod dan het IOC. Mogelijk hebben de schadelijke gevolgen die Thévenet heeft ondervonden een rol gespeeld bij dit besluit. Het IOC ontraadt in een eerder stadium, in 1975, het gebruik van het middel. Sporters en artsen wordt gevraagd om het gebruik te melden, maar tot 1986 staat er bij het IOC geen sanctie op. Verbruggen vult aan: ‘Corticosteroïden als dusdanig zijn nooit verboden geweest. De medische reden waarom en de manier van toediening zijn bepalend voor de vraag of er al dan geen sprake is van overtreding van de dopingreglementen. Zelfs al zouden corticosteroïden in 1977 op de lijst hebben gestaan, dan nog is het de vraag of Thévenet in overtreding was.’ Overigens: corticosteroïden mogen dan sinds 1980 op de UCI-dopinglijst staan, het zal nog twintig jaar duren, alvorens de laboratoria in staat zijn het gebruik van het verboden product waterdicht aan te tonen.
Het speelt allemaal geen rol, bij de beoordeling van de vraag of Thévenet al dan niet over de schreef gaat, wanneer hij zich in de Tour van 1977 met corticosteroïden laat behandelen. Het product staat in 1977 niet op de lijst. Het is en blijft vreemd dat eind jaren zeventig niemand bij de media of uit de omgeving van Thévenet op het idee is gekomen te controleren of het gewraakte product – corticosteroïden – wel op de dopinglijst stond. Wellicht is het feit dat de journalist die het nieuws als eerste naar buiten bracht, de Fransman Pierre Chany, het product als doping kwalificeerde, de reden. Chany werd gezien als een autoriteit. De UCI hoefde Thévenet niet te verdedigen. Hij was immers in die Tour niet positief bevonden. De ‘affaire-Thévenet speelde voor de bobo’s helemaal niet. Strikt formeel genomen, is de overwinning van de Fransman dus onomstreden. Hij is bij de controle op geen enkel product betrapt. Dat er – vooral door zijn bekentenis – altijd twijfels zullen blijven bestaan over zijn zege is onvermijdelijk. Thévenet zelf heeft ermee leren leven.
Ondanks de negatieve publiciteit rond zijn Tourzege blijft Bernard Thévenet een graag geziene gast in het circuit der na-Tour-criteriums. In de Acht van Chaam van 1977 is Piet Bambergen (de jolige helft van ‘De Mounties’) ineens zijn beste vriend. Thévenet kan er wel om lachen
Op de Tourmalet wordt angstvallig met de mond gesloten geklommen. Klimmen met open mond is immers een teken van zwakte. Van de kop af: Pierre-Raymond Villemiane, Lucien Van Impe, Bernard Thévenet, Julian Andiano en Hennie Kuiper (die een beetje smokkelt door het puntje van zijn tong uit te steken)