Een legendarische etappe
Cruciaal is de rit naar l’Alpe d’Huez. Maar voor Hennie Kuiper is er een extra motief. Eigenlijk begint voor hem de rit naar de legendarische berg, editie 1977, een jaar eerder op zondag 4 juli 1976 wanneer hij aan de voet van l’Alpe d’Huez mentaal en fysiek totaal ten onder gaat. ‘In de Tour van 1977 wilde ik wraak, vooral op mijzelf.’ En hij is vastbesloten om zijn persoonlijke strafexpeditie tot een groot succes te maken. Hennie zal op deze dag in 1977 het tweede Nederlandse hoofdstuk schrijven in het boek dat ‘De Hollandse berg,’ zal gaan heten. Niemand minder dan Joop Zoetemelk is hem voorafgegaan.
L’Alpe d’Huez heeft in de loop der jaren een magische klank gekregen in Nederland. Dat is uitsluitend te danken aan de overwinningen van Nederlandse renners in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Joop Zoetemelk (1976 en 1979), Hennie Kuiper (1977 en 1978) en Peter Winnen (1981 en 1983) gaan in die jaren twee keer zegevierend over de eindstreep. Steven Rooks (1988) en Gert-Jan Theunisse (1989) zijn de laatste Nederlandse winnaars op die Alp, die sedertdien als de ‘Hollandse berg’ wordt betiteld. Een tikkeltje overdreven wellicht, want in 2017 wachten we nog altijd op een Nederlandse opvolger van Theunisse.
Niet minder dan 29 keer in de historie is de eindstreep van een Touretappe op deze berg getrokken. Tot 1952 speelt l’Alpe d’Huez geen enkele rol in de Tour de France. Het initiatief de Tourkaravaan naar deze berg in het departement Isère te halen, gaat uit van wielersupporters uit Bourg d’Oisans. Zij attenderen de directeur van de Tour, in die jaren Jacques Goddet, op de mogelijkheden van de berg, die tot voorbij Huez nog berijdbaar is. L’Alpe d’Huez is in die periode een skidorp in ontwikkeling. In 1952 is het zover. Goddet voert een aantal vernieuwingen door in de Tour. Hij trekt voor het eerst in de historie de streep bovenop een berg. Sinds 1910 koersen de coureurs al over Pyreneeën- en later ook Alpenreuzen, maar de finish ligt altijd in een dal. In 1952 besluit Goddet de etappe op de top te laten eindigen. L’Alpe d’Huez krijgt derhalve een primeur. De Tourdirecteur laat het niet bij dat ene experiment, maar plant in diezelfde Tour nog twee aankomsten op een bergtop: in het Italiaanse Sestrières en op de Puy-de-Dôme, de lavakoepel in het Centraal Massief, ten westen van Clermont-Ferrand. Er is nòg een primeur. Voor het eerst is er een cameraman in de Tour, die de renners volgt tot op de top. Na aankomst wordt de film zo spoedig mogelijk naar een studio getransporteerd en nog diezelfde avond kan televisiekijkend Frankrijk zich vergapen aan beelden van een etappe die eerder die dag is verreden.
Tête de cuir
In 1952 starten de renners voor de rit naar l’Alpe d’Huez over 251 kilometer in het Zwitserse Lausanne. De strijd ontbrandt pas vijftien kilometer voor de finish. Dan demarreert tot grote vreugde van de Franse volgers de Franse klimmer Jean Robic, vijf jaar eerder winnaar van de Tour. Robic is een onooglijk klein mannetje, dat in het peloton hoon oogst, omdat hij iedere keer voordat hij aan een afdaling begint, een leren valhelm op zijn hoofd plant. Hij heeft er een bijnaam aan te danken tête de cuir (lederen hoofd). In die jaren draagt niemand een valhelm. Het wordt als hinderlijk en vooral als kinderachtig beschouwd het hoofd te beschermen tegen de gevolgen van eventuele valpartijen. Een echte kerel gebruikt geen valhelm. Risico’s behoren nu eenmaal bij het vak.
In 1991 wil de internationale wielrenunie het dragen van een valhelm verplicht stellen, maar het profpeloton gaat daarop in staking. Pas in 2003, nadat de Kazak Andrej Kivilev in Parijs-Nice overlijdt aan de gevolgen van een val, gaat het peloton akkoord en rijdt niemand meer zonder helm.
In 1952, bij de eerste beklimming van l’Alpe d’Huez, heeft ook Jean Robic geen valhelm nodig. Er volgt immers geen afdaling meer na de finish. De eindstreep is in 1952, in het dorp Huez getrokken, zo’n zes kilometer lager dan nu het geval is.
Na de demarrage van Robic zet de legendarische Italiaan Fausto Coppi de tegenaanval in, achterhaalt de Fransman en maalt vervolgens in één strak tempo door zonder zich ook maar een moment druk te maken over Robic, die duizend doden sterft aan het achterwiel van de campionissimo. Zes kilometer voor de finish haakt de Fransman kreunend af. Coppi wiekt in de stijl van de kampioen naar een majestueuze zege, zoals hij ook een dag later in Sestrières en later op de Puy-de-Dôme ongenaakbaar is. Die overwinningen dragen in belangrijke mate bij tot de tweede Tourzege van Coppi, die in het eindklassement bijna een half uur voorsprong noteert op de nummer twee: de Belg Stan Ockers. Coppi’s imponerende overwinning op l’Alpe d’Huez vindt niet overal een even enthousiast onthaal. De chef van de wielerredactie van de organiserende sportkrant l’Équipe vindt het maar niets, dat er tot aan de voet van de berg totaal niets is gebeurd. Volgers spreken van een ‘uitermate saaie etappe’. Die kritiek leidt ertoe dat l’Alpe d’Huez meer dan twee decennia niet meer in het parcours van de Tour wordt opgenomen.
In 1976 trekt de karavaan eindelijk weer naar de top van de Alp. De streep is nu een stuk hoger getrokken dan in 1952. De weg is in vergelijking met toen, aanzienlijk verbeterd. L’Alpe d’Huez is door de grote massa ontdekt als skioord. Her en der zijn chalets verschenen. De toeristenindustrie draait op volle toeren. De Tour is er meer dan welkom, want – zo leert de ervaring elders – een Touretappe geeft een flinke impuls aan een skioord; daar hebben de neringdoenden graag geld voor over. En dus staan er in ‘76 weer wielerfans op de flanken van de Alpenreus.
In de Tour de France van 2003 worden vele winnaars van een Tour-etappe naar de top van Alpe d’Huez geëerd. Staand van links naar rechts: Faustino Coppi (zoon van en daarom stand-in voor Fausto Coppi, in 1952 de eerste winnaar), Peter Winnen (1981, 1983), Joop Zoetemelk (1976, 1979), Roberto Conti (1994), Giuseppe Guerini (1999), Lucho Herrera (1984) en Hennie Kuiper (1977, 1978). Zittend van links naar rechts: Steven Rooks (1988), Bernard Hinault (1986), Iban Mayo (2003) en Lance Armstrong (2001)
Hennie Kuiper geeft een ongeëvenaarde prestatie ten beste op de flanken van l’Alpe d’Huez in 1977. De rit is een revanche op uitslag van dezelfde beklimming in de Tour een jaar eerder. De ontlading op de meet is groot. Met pauselijk brede gebaren en kushandjes wordt de zege begeleid. Kuiper is echter zo gefocust op de ritzege, dat hij acht tellen van de gele trui verwijderd blijft
Hennie staat geparkeerd
Hennie maakt op die dag in ‘76 deel uit van een groepje dat zo’n acht minuten voor geletruidrager Freddy Maertens Bourg d’Oisans binnenrijdt, het laatste dorp voor de berg. Hennie monstert de groep. Hij is de best geklasseerde en ziet zich al in het geel. De Italiaan Gianbattista Baronchelli is weliswaar gedemarreerd, maar die vormt geen partij voor de kopman van de Raleigh-ploeg. Hij weet het zeker: vanavond zal hij als de trotse geletruidrager aan de kop van het klassement prijken. Kuiper voelt zich goed en is optimaal gemotiveerd. Hij schakelt. De eerste bocht, bij nummer 21 (de bochten zijn genummerd van 1 tot en met 21, te beginnen op de top). Maar dan, wanneer het groepje de eerste steil stijgende meters onder de wielen door duwt, is het alsof alle kracht uit zijn lichaam vloeit. Hij blokkeert totaal. Kuiper staat ‘geparkeerd’, zoals dat in wielertermen heet. Het is één grote worsteling. Voor iedere meter moet hij diep in zijn krachtenreservoir tasten. Is het de angst van de nog altijd timide Kuiper, straks in de gele trui, geconfronteerd te worden met een massale toeloop van de pers? Is het de plotselinge twijfel aan eigen kunnen? ‘Te kleine versnelling,’ zoals Peter Post na die etappe veronderstelt? Het is een verklaring die weinig hout snijdt, want als Hennie te licht trapt, zal hij zijn concurrenten heel langzaam van zich weg zien lopen. Maar nu zijn ze in een oogwenk verdwenen. Neen, Hennie blokkeert compleet. De oorzaak van het falen op l’Alpe d’Huez in 1976 moet eerder in het mentale dan in het fysieke vlak worden gezocht.
Jan Janssen, in 1968 de eerste Nederlandse winnaar van de Tour de France, herkent dat gevoel van paniek, de blokkade. Het overkomt hem bij het wereldkampioenschap 1964. Op het parcours in het Franse Sallanches is hij met de Italiaan Vittorio Adorni en de Franse favoriet Raymond Poulidor op weg naar de eindstreep. Het is iedereen duidelijk dat één van deze coureurs straks de regenboogtrui zal mogen aantrekken. En Jan Janssen is de beste sprinter van dit trio. Dus… Dan flitst het door Jan heen: ‘Ik kan hier wereldkampioen worden. Maar dan? Krijg ik al die Franse journalisten op mijn dak. Ik spreek geen woord Frans.’ Janssen raakt volkomen in paniek. Hij heeft het gevoel niet meer vooruit te komen. In het zicht van de haven blokkeert hij. ‘Het duurde tot het moment, waarop ik het finishdoek zag hangen. Daar viel alles van mij af en sprintte ik naar de wereldtitel. Die blokkade van Hennie, ja, dat gevoel herken ik.’
Calvarietocht
Terwijl Janssen in ‘64 zijn zelfvertrouwen herwint, blijft Hennie zich twaalf jaar later als een dilettant l’Alpe d’Huez opduwen. Hij ziet alles en iedereen passeren, niet alleen Joop Zoetemelk, de uiteindelijke winnaar, maar tal van coureurs, die normaal gesproken ver achter hem eindigen in het gebergte. In de laatste kilometer beleeft hij het dieptepunt van zijn calvarietocht. Onder de rode vlag rijdt Freddy Maertens hem voorbij. Meer kan Kuiper zich niet vernederd voelen. ‘Er moest kennelijk nog wat extra zout in de wonde.’ Maar Hennie zou Hennie niet zijn wanneer die vernedering bij hem niet leidt tot diepe revanchegevoelens. Verlangen-Geloven-Doen. Het is Hennie’s mantra. Het verlangen om wraak te nemen op zichzelf, heeft hij al onmiddellijk na zijn afgang in 1976. Het geloof dat hij dat kan, groeit sinds zijn nederlaag met de dag. En het moment van het ‘Doen’, van het verwezenlijken van het verlangen en van het geloof daarin, komt op dinsdag 19 juli 1977 in de rit van Chamonix naar l’Alpe d’Huez.
De situatie aan de vooravond van de zeventiende rit, die van Chamonix naar l’Alpe d’Huez leidt, is als volgt: Bernard Thévenet rijdt dankzij zijn tweede plaats in de tijdrit op de Avoriaz in de gele trui. Hij gaat Didi Thurau met 11 seconden vooraf. De Belg Lucien Van Impe, de winnaar van de Tour 1976, heeft een achterstand van 33 seconden en Hennie Kuiper, de nummer vier in het klassement, volgt op 49 tellen op de Franse geletruidrager. De coureurs moeten tussen Chamonix en l’Alpe d’Huez 184 kilometer overbruggen. Voor de slotklim wachten nòg twee cols van de eerste categorie: de Madeleine en de Glandon, bergen die de naam hebben ‘sluipmoordenaars’ te zijn omdat ze je krachten slopen. Kortom, het is een rit die alles van de coureurs zal vergen, die niet voor niets als de koninginnenrit wordt betiteld. Hennie Kuiper is niet de enige die grote plannen heeft voor die dinsdag, de 19de juli. De Belgische klimmer Lucien Van Impe wil met een vernietigende aanval zijn tweede Tourzege veiligstellen. De uitgangssituatie voor de kleine Van Impe is niet zo gunstig als een jaar eerder, waarin hij sterker omringd werd dan in dit jaar. Hij had in 1976 in Cyrille Guimard een ploegleider die hem uitstekend aanvoelde en begeleidde. En met de Fransman Raymond Martin beschikte hij over een knecht die in het hooggebergte lang mee kon gaan. Die steun moet hij missen in de Lejeune-ploeg. Bovendien: Henri Anglade is een ploegleider die mooie verhalen kan vertellen, graag de grote leider speelt, maar die in werkelijkheid niet uitblinkt in koersinzicht. Dat alles beseft Van Impe natuurlijk zelf ook. Maar hij vertrouwt op zijn eigen kwaliteiten als klimmer. In de bergen moet je het immers vooral zèlf doen.
De leider in het algemeen klassement, Bernard Thévenet, weet dat het ook voor hem een beslissende etappe is. Hij zal zich beperken tot verdedigen. Van Impe en Zoetemelk ziet hij als zijn belangrijkste concurrenten; Kuiper is weliswaar gevaarlijk, maar hij acht de Nederlander niet in staat op de slotklim een beslissende kloof te slaan. Op de Madeleine trekt Hennie Kuiper als eerste van de favorieten ten aanval. Hij wordt door niemand minder dan door Eddy Merckx tot de orde geroepen. Merckx, die allerminst in topvorm verkeert, wil het tempo zo lang mogelijk laag houden. ‘Zijde gij zot?’ roept hij Kuiper toe. Neen, zot is Hennie bepaald niet. Door zijn actie wordt de groep uit elkaar getrokken.
De hoofdrolspelers houden zich verder koest op de Madeleine.
Er is een klein groepje dat onder leiding van Henk Lubberding, Christian Seznec, André Chalmel en Jacques Esclassan ten aanval trekt en betrekkelijk lang zal stand -houden. Lubberding is voor de etappe door Peter Post aangewezen als de man die in een ontsnapping mee moet gaan. In de beklimming van de Madeleine worden de vluchters ingerekend.
Lucien de klimmer
Het is die 19de juli snikheet, maar liefst 35 graden. Het is ook een historische Tourdag, een ongekende slijtageslag. De eerste tien renners bereiken één voor één de top van de Alp. Nummer tien telt al tien minuten achterstand. Niet minder dan 31 renners passeren de finish na het sluiten van de controle. En de grootste wielrenner aller tijden, Eddy Merckx, telt op de streep bijna 14 minuten achterstand. Maar zover zijn we nog lang niet wanneer de schaars geklede toeschouwers op de flanken van de berghellingen vol ongeduld wachten op de rennerskaravaan. Er klinkt muziek, er is stokbrood en er is wijn, zoals zo vaak langs de route van de Tour. Voor Fransen en buitenlanders is het een feest. Natuurlijk komen ze voor de coureurs. Maar ze willen meer beleven dan de twintig, dertig minuten dat ze in een bergetappe renners kunnen zien passeren. Het tempo in de eerste groep ligt hoog en eist steeds meer slachtoffers. De mannen zonder klimbenen – de bergen-haters – zijn al in veel eerder stadium achteropgeraakt. Voor hen is deze etappe een overlevingstocht. Ze hopen voor het sluiten van de tijdcontrole de finish te bereiken. Er wordt een ‘bus’ gevormd: een groep renners die in gesloten formatie, ver achter de betere klimmers, de bergen bestijgt. De ‘bus’ kent een ‘chauffeur’, een renner die het tempo bepaalt en zo nauwkeurig mogelijk de marge berekent die nodig is om tijdig binnen te komen. Maar het tempo voorin ligt hoog, erg hoog.
Achterhoede
Paul Soetekouw, chauffeur van de tweede ploegleiderswagen, is er niet gerust op. Hij maant de Raleighs die in het achterhoedepelotonnetje koersen – Piet van Katwijk, Aad van den Hoek en de Brit Bill Nickson – tot spoed. Tevergeefs. De hele groep 31 renners groot, bereikt pas na het sluiten van de tijdcontrole de finish en wordt uit de koers genomen. Misschien zou het anders zijn gelopen wanneer de Belgische sprinter Rik Van Linden er niet bij was geweest. Van Linden is kandidaat voor de groene trui. En omdat zijn grote concurrent, de Franse Peugeot-renner Jacques Esclassan wel binnen is, hoeft Tourdirecteur Félix Lévitan geen clementie te tonen. Peugeot is immers een van de hoofdsponsors van de Tour. En het is altijd mooi wanneer je je belangrijkste geldschieter kunt plezieren.
Dat alles is niet de zorg van de mannen vooraan, die zich opmaken voor de beslissende slag. Op de Glandon ziet het publiek de Belg Lucien Van Impe met speels gemak naar boven pedaleren. Verdwenen zijn Luciens sombere gedachten uit de weken voor de Tour. Dan is de rasklimmer nog in mineurstemming. ‘Wat heb ik daar te zoeken. Deze Ronde van Frankrijk telt slechts één aankomst bergop. Hier ben ik kansloos.’ Gaandeweg de ronde groeit het zelfvertrouwen. En na de tijdrit Morzine-Avoriaz, die hij winnend afsluit, weet de Belg het zeker: ik kan meespelen voor de eindzege. Hij heeft maar één kans de concurrentie op achterstand te zetten: de rit naar l’Alpe d’Huez. Als geboren klimmer kan hij èn Thévenet, èn Zoetemelk èn Kuiper van zich afschudden. Lucien is er klaar voor. Laat die rit maar komen. Die zelfverzekerde houding leidt tot overmoed. Op de Glandon waar hij zijn concurrenten wil testen, ziet hij dat niemand hem kan volgen. De kloof groeit razendsnel: 20 meter, 100 meter, 300 meter. Het is nog 50 loodzware kilometers tot aan de finish. Wat te doen? Maar hij voelt zich zo sterk dat hij besluit door te zetten. Het is alles of niets. Hennie Kuiper ziet Van Impe weggaan. ‘Ik voelde mij sterk genoeg om ernaartoe te springen, maar ik heb mij bedwongen, vooral omdat het nog ver was naar de finish.’ Hij spaart zijn krachten voor de laatste beklimming.
Het is een verstandig besluit, zoals later zal blijken. Want er wachten de renners na de afdaling van de Glandon niet alleen nog veertien klimkilometers naar de top van de Alp, maar er liggen in de vallei tussen de bergen ook nog zo’n vijftien min of meer vlakke kilometers, waar de wind de renners krachtig tegemoet blaast. Een jaar eerder – in het duel met Joop Zoetemelk – heeft Van Impe in een soortgelijke situatie de – al dan niet betaalde – steun van Luis Ocaña, maar nu is er geen enkele rug waarachter hij kan schuilen.
Op de top van de Glandon heeft Van Impe al 30 seconden voorsprong. Achter Van Impe wordt er een pokerspel gespeeld. Zoetemelk en Kuiper zijn niet te bewegen tot medewerking. Zij willen het werk aan Thévenet laten. Ploegleider Maurice De Muer verbiedt Thévenet nog kopwerk te verrichten. Lucien marcheert opperbest. Door de passieve houding van zijn achtervolgers kan hij de voorsprong tot meer dan drie minuten uitbouwen. Hij droomt al van de gele trui bovenop de top.
Bernard Thévenet begint ongerust te worden. Thévenet besluit De Muers woorden in de wind te slaan en in de tegenaanval te gaan. De twee Nederlanders, Joop Zoetemelk en Hennie Kuiper, kleven aan Thévenets achterwiel. De Fransman kan wel om steun blijven vragen: hij krijgt geen hulp. Hij is immers de leider in de koers? Hij moet zelf de verdediging leiden en dat wordt hoog tijd. Aan de voet van l’Alpe d’Huez is de situatie ongewijzigd. Van Impe heeft nog steeds drie minuten voorsprong. Joop Zoetemelk doet in het begin van de beklimming nog twee pogingen om alleen weg te komen, maar hij wordt spoedig tot de orde geroepen. Het lijkt op een soort wanhoopspoging. ‘Ik was ook niet zo geweldig in vorm,’ herinnert hij zich veertig jaar later.
En danseuse
Lucien Van Impe kan in de eerste kilometers van de klim zijn marge op de achtervolgers nog iets uitdiepen. Soms zittend op het zadel en even later en danseuse, staande op de pedalen, zijn weg vervolgend. Maar langzaam maar zeker begint Van Impe te verzwakken. Het trio achter hem begint aan zijn voorsprong te knabbelen. Onder impuls van de geletruidrager kruipen ook Zoetemelk en Kuiper dichterbij. Voor Hennie is de beklimming van de Alp een groot feest. Hij behoort nu echt bij de grote vedetten, die op deze berg om de Tourzege strijden. Zijn strijdplan is even eenvoudig als gedurfd: aanvallen, alles op alles zetten om de smadelijke nederlaag van een jaar terug te wreken. Het komt nu niet meer op tactiek aan, maar op de benen. Heeft hij – Hennie – nog meer reserves dan de anderen? De voorsprong van Van Impe loopt terug. Iets meer dan zes kilometer voor de top wordt opnieuw geklokt. Theo Koomen, de in Nederland wereldberoemde sportverslaggever meldt juichend in Radio Tour de France: ‘Van Impe heeft nog 2 minuut 35.’ Dat is ten opzichte van het vorige meetpunt een winst van bijna een minuut voor de achtervolgers. ‘Van Impe verzwakt.’ Wie de tv-beelden van toen analyseert, ziet dat de Belg zwoegt. Hij heeft niet meer die soepele pedaaltred waarmee hij aanvankelijk de berg op danst.
De aanval van Hennie
Twee-, driehonderd meter verder, gebeurt het ongelooflijke: Hennie demarreert. Het is geen aanval zoals we van hem gewend zijn – niet het tempo geleidelijk aan opvoeren – neen, Hennie flitst weg. In minder dan een minuut weten Thévenet en Zoetemelk zich verslagen. Kuiper is vandaag ongrijpbaar. Langs de kant hoort hij zijn naam roepen. Kreten van bewondering. Overal waar hij langs komt, klatert het applaus op. Het is één zegetocht. ‘Ik had kippenvel. Pure emotie.’ Post rijdt de ploegleiderswagen langszij. Ook van die kant krijgt Hennie – eindelijk – erkenning. De achterstand op Van Impe loopt razendsnel terug. Even na zijn demarrage is Kuiper al twintig seconden dichterbij gekomen. Koomen gaat uit zijn dak. ‘Prachtig, Hennie. Volhouden. Hij lijkt op weg naar de overwinning.’ Hij lijkt niet alleen op weg; hij is op weg naar winst in de koninginnenrit. De wielerfans beleven het gevecht Van Impe-Kuiper als een adembenemende thriller. Een Frans tv-station klokt nog twee keer. Achterstand van Kuiper nog 1 minuut en 40 seconden. Even later: nog 58 seconden. De kopman van de TI-Raleigh-ploeg is bezig aan een groots nummer.
Eerste of tweede: voor moeder Kuiper maakt het niet uit. Ze is trots op haar zoon: ‘Mooi doan, jong’
Het podium voor de huldiging van Hennie Kuiper op l’Alpe d’Huez is nog lang niet wat het tegenwoordig is. Toch is het een plek om te zien en gezien te worden. Dit keer valt de eer te beurt aan de Belgische zangeres Annie Cordy om Kuiper te zoenen. Helemaal links op het podium staat – met zonnebril – ook ploegleider Peter Post trots te zijn
De twintigste etappe in de Tour de France van 1977 is een individuele tijdrit over 50 kilometer naar de Franse mosterdstad Dijon. Het verschil tussen Hennie Kuiper en Bernard Thévenet is niet veel, maar wel voldoende om de gele trui van Thévenet niet te kunnen bedreigen
Voor de aankomst en de huldiging van Hennie Kuiper op de Champs-Elysées rukt een klein legertje Twenten uit naar Parijs. Op de zondag van de ‘arrivée’ poseren de Hennie Kuiper-fans voor de Eiffeltoren. Helemaal vooraan, uitgedost met witte Raleigh-pet en een witte handtas in de aanslag, de moeder van Hennie Kuiper. Links van haar de weduwe van Hennie’s eerste trainer, Broer Oude Keizer
Van Impe omvergereden
En dan: een auto van de Franse televisie rijdt Lucien Van Impe omver. De Belg verdwijnt in een greppel, wordt door toeschouwers overeind geholpen. Laat, veel te laat, komt ploegleider Anglade aangesneld. Wanneer Van Impe goed en wel op de fiets zit, passeert Hennie de plek van het incident. Even later moet Van Impe opnieuw van de fiets. Hij heeft een lekke achterband en zijn velg staat krom. Ploegleider Anglade is nog op de plek van het ongeluk. Wanneer hij eindelijk arriveert bij Van Impe is Hennie al uit het zicht verdwenen.
Kuiper vecht en vecht voor iedere meter. Nu mag het niet meer mis gaan. De Fransen zijn maar met één ding bezig: het behoud van de gele trui van Thévenet. Slechts 49 seconden is de marge van de Fransman ten opzichte van Kuiper. Heeft Hennie op de streep 1 seconde meer voorsprong dan is Thévenet de trui kwijt. Een Franse tv-commentator, wanneer Thévenet de eerste huizen van Huez bereikt: ‘Bernard Thévenet heeft de trui nog. Kuiper ligt 44 seconden op hem voor. De marge is groot genoeg voor Bernard op dit moment.’ Driehonderd meter verder, op het moment dat de Fransman het centrum van het dorp passeert. ‘In het algemeen klassement staan Kuiper en Thévenet nu gelijk. Kuiper heeft 49 seconden voorsprong.’ Hennie Kuiper is voor honderd procent gefocust op de etappezege; op de revanche voor de smadelijke nederlaag op deze zelfde berg in 1976. Hij is totaal niet bezig met de gele trui. ‘Peter Post heeft mij ook niet gewaarschuwd,’ zegt Hennie. Joop Zoetemelk vindt dat geen excuus. ‘Ik weet altijd precies hoe het zit in het klassement. Dat is de verantwoordelijkheid van de renner zelf. Als hij dat niet weet, kan hij dat enkel zichzelf verwijten.’
Triomf en nederlaag
Kuiper rijdt onder de rode vlag door. ‘Op dat moment hoor ik in mijn onderbewustzijn de muziek al spelen. Ik geniet van iedere pedaalslag. Dat volk, al die mensen…’ Een verzorger klokt dat Hennie’s voorsprong op dat moment bijna een minuut bedraagt. Hij is virtueel drager van het geel. Nog 1000 meter te gaan. Het voelt alsof alle ellende en alle vermoeienissen van die dag hem op dat moment overspoelen. Hij houdt tempo, maar verzwakt toch iets. Ruimschoots voor de streep, zwaait hij dolgelukkig met zijn armen. Hennie is de koning van l’Alpe d’Huez. Hier heeft hij een jaar naar toe geleefd.
Hij wint de etappe. ‘Deze overwinning is de mooiste uit al mijn Tourjaren.’ Maar hij verliest er tegelijkertijd de Tour. Met acht stomme seconden… Dat zal pas later tot hem doordringen. Nu wil hij eerst de vreugdebeker van de overwinning tot de laatste druppel legen. Nooit in zijn rijke carrière zal Hennie dichter bij een Tourzege komen dan op die 19de juli 1977. Nooit is hij dichter bij de gele trui geweest, die hij nimmer in zijn loopbaan zal dragen. Voor Hennie is 19 juli 1977 zowel de dag van zijn grootste Tourtriomf als van zijn grootste verlies.
Er is één renner die op die dag nog een grotere verliezer is: Lucien Van Impe. Er zijn Belgen die beweren dat Van Impe die Ronde van Frankrijk gewonnen zou hebben, als hij niet was aangereden door de auto van de Franse tv. Onzin. Hennie is die dag de beste. Hij loopt heel hard in op Van Impe, kan hem bij wijze van spreken al bijna aanraken op het moment dat de Belg wordt aangereden. Lucien, de beste klimmer van het veld, is op dat moment al aangeschoten wild. De oorzaak? Er zijn twee oorzaken. De eerste: hij valt veel te vroeg aan, op de Glandon met nog 50 loodzware kilometers voor de boeg. Hij hoopt één of twee renners mee te krijgen, maar als dat niet gebeurt, gaat hij toch door, in plaats van te wachten tot de laatste beklimming. Vergeet niet: hij staat in het klassement op slechts 33 seconden van Thévenet verwijderd. Het moet voor hem heel eenvoudig zijn op die laatste berg anderhalve minuut te winnen op Thévenet, wat hem tevens voldoende marge zal opleveren voor de laatste tijdrit.
Maar Van Impe maakt nog een tweede fout tijdens zijn solo. Hij verzuimt te eten wanneer hij in de vallei op weg naar de slotklim zijn voorsprong uitbouwt. Een auto kan zonder brandstof niet rijden, een coureur niet zonder voedsel koersen. En dus krijgt Van Impe in de klim de befaamde hongerklop. Als je dat voelt, is het te laat. Je kunt het niet herstellen door snel wat naar binnen te werken. Je voelt je krachten uit je benen vloeien. Dat is precies wat er met Lucien gebeurt, hij verzwakt waardoor eerst Hennie Kuiper en nadien ook Bernard Thévenet hem passeren.
Er is nóg een grote verliezer: Didi Thurau, de held van Post. Hij gaat op l’Alpe d’Huez roemloos ten onder, begrijpt dat hij nimmer een Tour zal kunnen winnen. Wanneer hij uitgeput over de streep rijdt, gaat de gefrustreerde Thurau met supporters op de vuist. Hij draagt de witte trui van het jongerenklassement, maar hij weigert naar de cérémonie protocollaire te gaan om een nieuwe trui op te halen. Hij vertrekt boos en vernederd naar het hotel, waar de TI-Raleigh-ploeg de triomf van kopman Hennie Kuiper viert.
Niemand hoeft ervoor doorgeleerd te hebben om op het podium in Parijs het chagrijn van Hennie Kuiper te onderkennen. Bernard Thévenet wordt links door de sponsors gefêteerd, Hennie Kuiper heeft zwaar de pest in
Acht tellen
Acht tellen scheiden na die veelbewogen etappe Kuiper nog van Thévenet. Dat lijkt niet veel, maar het is onder die omstandigheden een bijna onoverbrugbare kloof, zoals zijn raadsman José De Cauwer uitlegt. Er is, op weg naar de slotetappe in Parijs, maar één minimale kans, om alsnog Thévenet te verdrijven van de koppositie in het algemeen klassement: de tijdrit in Dijon. Maar Thévenet heeft een aanzienlijk betere uitgangspositie dan de Nederlander. Hij is drager van de gele trui en dat is in moreel opzicht een groot voordeel. Met die trui om je schouders kun je altijd net iets meer. Bijkomend voordeel: je wordt bij de tijdrit begeleid door een leger van gemotoriseerde fotografen en cameramensen, die steeds rond je heen zwermen voor het ideale shot van de – dan nog vermoedelijke – Tourwinnaar. Je profiteert van de zuiging van de motoren, veel meer dan de nummer twee van het klassement, Kuiper, die weliswaar een alleszins behoorlijke tijdrit in de benen heeft, maar het doorgaans toch moet afleggen tegen Thévenet.
Aan de vooravond van de tijdrit voert Post een soort koude oorlog. Hij eist extra maatregelen bij de dopingcontrole. Hij wil alle mogelijkheden tot fraude uitsluiten. De Franse media fokken het publiek op. De soigneurs bewaken het voedsel en de drankjes die de renners bij de koers nodig hebben. Ze willen zeker zijn dat kwaadwilligen daar niets mee uitspoken. De mecaniciens zijn bang voor sabotage door heethoofden. Mecanicien Soetekouw en zijn collega Jan Legrand nemen de fietsen van de belangrijkste mannen ’s avonds mee naar hun slaapkamers. Geen risico, luidt het devies. Ze willen voorkomen dat Hennie Kuiper door sabotage wordt uitgeschakeld. Legrand, de absolute meester van de mecaniciens, loopt Hennie’s fiets nog een keer helemaal na. Niets wordt aan het toeval overgelaten. Kuiper vecht voor wat hij waard is, heeft aanvankelijk zelfs een voorsprong op Thévenet, maar verliest uiteindelijk met een verschil van 28 seconden. In Parijs is het verschil 48 seconden tussen de nummer één, Thévenet, en twee, Kuiper. En dat na 22 etappes en 4096 kilometer. De gemiddelde snelheid van de winnaar bedraagt 35,419 kilometer per uur.
Mamma Kwiepèr en Valery Giscard d’Estaing
Bij de huldiging op de Champs-Élysées is er misschien een tikkeltje teleurstelling over de verloren Tour, maar overheerst toch een gevoel van trots: onze populairste renner heeft het toch maar mooi tot het erepodium geschopt. Notabelen en minder-notabelen verdringen zich rond het rostrum om Hennie te feliciteren. Moeder Johanna wordt dichterbij getrokken. Ze is met het supporterslegioen per bus meegereisd om de feestelijke intocht van de Tourgladiatoren mee te maken. Moeder spreekt uiteraard geen woord Frans. Het telefoonnummer van het hotel is op haar arm geschreven. Als ze zoekraakt, komt ze altijd weer terecht. Maar Johanna raakt niet zoek. Ze vindt haar weg in Parijs. Haar woorden: ‘Mamma Hennie Kwiepèr,’ worden overal begrepen, ook al spreekt ze die woorden uit in onvervalst Twents.
Op de eretribune zit ze – samen met de vrouw van de overleden trainer Broer Oude Keizer en gewapend met haar handtas – dichtbij Valéry Giscard d’Estaing, president van Frankrijk. Hennie wordt bedolven onder loftuitingen. Prachtig natuurlijk, maar het meest verguld is hij met de woorden van moeder Johanna: ‘Mooi doan, jong.’
Zes factoren die de nederlaag verklaren
Samengevat zijn er zes factoren, die maken dat Hennie Kuiper de Tour van 1977 niet wint.
Factor 1 De overwinning van de Duitser Didi Thurau in Fleurance betekent dat de TI-Raleighformatie voor het eerst in de geschiedenis de gele trui binnen de ploeg heeft. Peter Post wil alleen al daarom de trui zo lang mogelijk in de ploeg houden. Daar maakt hij alles ondergeschikt aan, ook het belang van kopman Hennie Kuiper.
Factor 2 Thurau is voor Post de belichaming van de ideale coureur. Iemand met een flitsende demarrage, een uitstekende eindsprint en een formidabele tijdrit. Thurau is als wielrenner een plaatje. Hij heeft een geweldige uitstraling, is charmant en kan zich goed presenteren. Hennie is anders: wel een pure aanvaller, maar vooral een werker op de fiets, heel anders dan de stilist Thurau. Hennie mag dan een Olympische- en een wereldtitel op zijn erelijst hebben staan, hij wint veel minder vaak dan Thurau, die van de ene naar de volgende etappezege rijdt. In kleine kring betitelt Post zijn kopman Kuiper als ‘dat boertje’. Het is weinig respectvol, vindt onder andere mecanicien Paul Soetekouw. Daaruit blijkt dat Post Hennie niet serieus neemt. En dat terwijl diezelfde Hennie zich altijd zo voor de ploeg heeft ingezet.
Factor 3 Voor de ‘firma’, zoals Post TI-Raleigh betitelt, is de Duitse markt uitermate belangrijk. De charmante Duitser Thurau appelleert veel meer dan Hennie aan het ideaalbeeld van de Duitse sportliefhebber. Alleen al daarom wil Post zich vanaf de proloog focussen op het belang van Thurau, dat ook het belang is van de Britse sponsor. Hennie komt op de tweede plaats. Sterker: Hennie wordt ingeschakeld voor de verdediging van de gele trui van Thurau.
Factor 4 Hennie is niet assertief. Hij slaat niet met de vuist op tafel wanneer zijn belangen in het geding zijn. Dus wacht hij in de etappe over de Tourmalet niet alleen gedwee tot de geloste Thurau weer kan aansluiten, neen, hij manoeuvreert de Duitser ook nog eens in een ideale positie om die rit winnend af te sluiten.
Factor 5 In de etappe naar l’Alpe d’Huez is Hennie uitsluitend bezig met een revanche op zichzelf; een revanche, die de smadelijke nederlaag van een jaar eerder moet doen vergeten. Hij imponeert in de beklimming, is een majestueuze winnaar, maar toch ook een verliezer, omdat hij zijn klassement niet in de gaten houdt. Eigen schuld, ja, maar Post treft ook enig verwijt, omdat ook hij kennelijk niet met de gele trui bezig is op weg naar de finish. Anders zou hij Kuiper wel aangespoord hebben voor iedere seconde te vechten.
Factor 6 De laatste factor is een gevolg van alle voorgaande. Wanneer Kuiper niet geheel onnodig 15 seconden verspeelt in de eerste Touretappe; wanneer Peter Post niet alles op Thurau zet in de eerste veertien dagen; wanneer èn Kuiper èn Post zich eerder op l’Alpe d’Huez hadden gerealiseerd hoe dicht zij de gele trui zijn genaderd, zou Hennie in de gele trui èn met een voorsprong op Thévenet aan de laatste grote opdracht zijn begonnen: de tijdrit.
Tja, als…
Wanneer Hennie de Tour de France van 1977 definitief beëindigt op de tweede plaats, wacht Ine hem op met een klapzoen