MONUMENT 0
Luik-Bastenaken-Luik 1980
Luik-Bastenaken-Luik hoort niet thuis in het zegelijstje van Kuipers monumenten. Hij eindigt immers nooit als winnaar. Maar omdat de editie van 1980 alles met heroïek te maken heeft, omdat Hennie achter een grootse Hinault naar de heldhaftige tweede plaats koerst op die Siberische zondag 20 april 1980 en omdat deze tweede plek bovendien de prelude vormt voor zijn transformatie van ronderenner tot specialist voor de eendagswedstrijden, behoort La Doyenne toch in het rijtje van Hennie’s monumenten; het ‘nulnummer’. Zoals vrijwel alle broodrenners heeft ook Hennie Kuiper al de nodige ijzingwekkende ontberingen doorstaan wanneer hij aan de grote Ardennenklassieker van 1980 begint. Het meest extreem is zonder twijfel de vijfde en laatste rit in de Ronde van België, 1977, de 213 kilometer lange etappe die van Fléron naar Jambes leidt. Op de veertiende april van dat jaar is het bitterkoud. Het heeft de hele week al geplensd. De beslijkte akkers in Vlaanderen zijn doorweekt en wie, zoals op deze dag, door het dennengroen van de Waalse Ardennen koerst, heeft het idee dat hij voortdurend onder een ijskoude douche staat. De renners zoeken de beschutting van elkaars druipende lijven, vooral ook omdat het ernaar uitziet dat Walter Planckaert niet meer van de leiderspositie verstoten kan worden. Het is de tijd dat warmtepleisters hun intrede nog niet hebben gedaan, dat overschoentjes niet de bescherming boden, die ze sinds de millenniumwisseling hebben, dat de ogen nog niet beschermd werden tegen regen, sneeuw of ijzel door al dan niet futuristische brillen en dat er geen thermische kleding beschikbaar was.
We – twee journalisten van respectievelijk Het Vrije Volk (Peter Ouwerkerk) en Het Parool (Joop Holthausen) – volgen de koers in een Austin 7, het formaat van een uit zijn krachten gegroeide dinky toy. Vóór ons kun je door de regensluiers heen net de gekromde ruggen zien van het lijdende peloton. De temperatuur daalt, de regen stopt. Op de toppen van de heuvels zakt de temperatuur onder het nulpunt. Boven de renners hangen onheilspellende wolken. Het zou toch niet… Ja, het is voorspeld: kans op sneeuwbuien in de Ardennen. Maar het is half april! Er zijn coureurs die het genoeg vinden. Het klassement is toch al gemaakt. Ze kunnen niets meer doen. Het is beter af te stappen dan het risico lopen een verkoudheid of een griep op te lopen in dit pleurisweer. Je hoort het peloton vloeken. En dan valt de sneeuw, eerst nog aarzelend en vervolgens uitbundig. Voor ons glibberen coureurs over de weg, in de afdaling eindigt menig coureur in de berm. Je ziet renners beschutting zoeken bij boerderijen of zich direct melden voor een zetel in de ploegleiderswagen. Doorfietsen is puur gekkenwerk. Rechts van de weg wordt door de sneeuwjacht heen de figuur zichtbaar van een coureur in het rood-gele tenue van de befaamde TI-Raleigh-formatie. Hij leunt kleumend en klappertandend over zijn fiets. We minderen vaart. ‘Stop, stop. Alsjeblieft,’ klinkt het smekend. Verrek: dat is Hennie Kuiper, de kopman voor de meerdaagse koersen. Een bikkel. Dan moet het wel heel erg zijn, wanneer hij er de brui aan wil geven… Het is ook erg. Zo erg dat naast Kuiper nog 33 man vroegtijdig de warme auto’s opzoeken. Van de 67 renners die in de ochtend zijn gestart in Fléron komen er slechts 33 met de fiets over de streep in Jambes.
Hij klappertandt
Hennie is als versteend. De kou heeft zich diep in zijn lijf genesteld. Of hij mee kan rijden? We kijken elkaar aan. Ja, we hebben een achterbankje. En dat hij met zijn besmeurde en doorweekte racetenue de bekleding naar de Filistijnen helpt, nou ja daar is overheen te komen. Maar een verkilde coureur plus een complete fiets in deze dinky toy?
Maar die arme Hennie bibbert zo… Vooruit, we proberen het. De wielen gaan eruit. Het stuur wordt dwars gezet, Hennie wordt op de achterbank geposteerd en we duwen de fiets langzaam maar zeker tussen de voorbank en de bevroren coureur. Tot op de dag van vandaag begrijpen wij niet, hoe we dat voor elkaar hebben gespeeld. We moeten zo ongeveer de voorvork en de achterbrug hebben dubbelgevouwen, anders zouden we die fiets nooit en te nimmer aan boord hebben gekregen.
De verschrikkingen van Luik-Bastenaken-Luik 1980. Wilskrachtig trotseert Hennie Kuiper alle ontberingen. Achter Kuiper maakt Henk Lubberding zich zo klein mogelijk
Het is even opgehouden met sneeuwen, maar de omstandigheden worden er nauwelijks beter op. In het wiel van Hennie Kuiper komt Henk Lubberding weer even omhoog. Rechtsvoor in de groep rijdt Kuipers ploeggenoot Gilbert Duclos-Lassalle
Hennie Kuiper voert de groep achter Bernard Hinault aan. Henk Lubberding is bij dat hij in de sneeuw het spoor van Kuiper kan volgen
Hertekamp-jenever
Onze passagier is verkleumd tot op het bot. Of we niets te drinken hebben, iets waarvan hij warm kan worden? We graaien onder onze stoelen. Deze ochtend hebben we van sponsor Hertekamp een ‘voedselpakket’ gekregen. Daarin zit naast wat foerage, ook een flesje van die onvervalste Hertekamp-jenever.
‘Alsjeblieft Hennie, hier word je warm van.’
En verdomd, tien minuten nadat Kuiper de inhoud naar binnen heeft gewerkt, stopt het klappertanden. Dat helpt. Hennie wordt er zowaar een tikkeltje vrolijk van. Even later: ‘Hebben jullie misschien nog zo’n flesje?’ We duiken opnieuw onder de voorbank. We hebben tenslotte ieder zo’n kostelijke Hertekamp gekregen. Hennie wordt op zijn wenken bediend. Wéér een flesje. We horen de inhoud in het geteisterde rennerslijf klokken. Aan Hennie hebben we tot de streep in Jambes geen kind meer. We hebben hem keurig afgeleverd bij de Raleighs. Neen, Hennie hoef je sinds die veertiende april 1977 niets meer te vertellen over kou en ook niet over de manier die effectief te bestrijden.
Onmenselijk? Ja!
Het weer is zondag 20 april 1980 ‘te slecht om zelfs je hond naar buiten te sturen,’ zegt Ludo Peeters als de coureurs bibberend aan de startlijn staan in Luik. Het kwik wijst op dat moment vier graden aan. IJskoude regen drupt op de rillende rennerslijven. ‘Maar er viel op dat moment nog best te koersen,’ zegt Hennie. Tientallen coureurs denken er anders over. Velen keren al direct na de start de fiets: ‘Ondoenlijk,’ oordelen ze. ‘Dit kàn niet gezond zijn.’ En dat is het ook niet. De ijskoude regen gaat over in natte sneeuw. Het verkillende water sopt al in de rennerssokjes. De shirts en racebroeken zijn doorweekt. De temperatuur daalt richting het nulpunt. Wanneer de sneeuw eerst aarzelend, maar allengs steeds nadrukkelijker het landschap en de bomen wit kleurt, krijgt deze editie van ’s werelds oudste wielerklassieker een apocalyptische dimensie. De Italianen, die nog niet de beschutting van een volgwagen hebben opgezocht, roepen massaal ‘sciopero, sciopero’: ‘staken, staken’. Maar het sterk uitgedunde peloton blijft zich – verkild tot op het bot – naar boven hijsen over de Ardeense heuvels. De vingers verstijven door de kou. Sommigen kunnen de vingers niet meer krommen; zijn niet meer in staat de remgrepen op de gebruikelijke wijze te bedienen. Ze remmen met hun polsen, zo goed en zo kwaad als het kan; bedienen de versnellingshandel, die in die jaren op het frame zit gemonteerd, met de muis van hun hand omhoog of omlaag.
Onmenselijk? Ja! Gekkenwerk? Ja! Maar de coureurs trappen door, aanvankelijk nog achter de eenzame vluchter, Rudy Pevenage aan, nadien met elkaar de kou, de sneeuw en de ijsregen trotserend. Cyrille Guimard, sportdirecteur van Hinault, voorziet zijn kopman van een droge trui, handschoenen – die hij net gedroogd heeft op de verwarming van de ploegleiderswagen – en een bivakmuts. Hij maant hem te eten. En Bernard laadt het lichaam zo vol mogelijk. Hij beseft dat hij onder deze omstandigheden extra brandstof nodig heeft
Natuurlijk behoort Kuiper bij de overlevers. Bij Bastenaken, het keerpunt, hebben ruim meer dan honderd van de 174 vertrekkers al het rugnummer afgespeld. Hennie niet. Uiteraard niet. ‘Ik heb een ijzeren discipline.’
Maar heb je nooit gedacht: Ze kunnen me wat: ik kap ermee. Dit is belachelijk?
Neen dus. Integendeel zelfs. Want als het resultaat niet helemaal is, wat hij zich ervan heeft voorgesteld, is hij kwaad op zichzelf. ‘Dan vraag ik mij af of ik er wel voldoende voor heb gedaan.’ Die vraag hoeft hij zich op die twintigste april 1980 niet te stellen. Maar de kou dan? ‘Ja, het was koud die dag. Maar daar moet je het helemaal niet over hebben.’ Nu denkt hij nog weleens terug aan die barre veldslag in de Ardennen. ‘Ze zeiden altijd: jij kunt goed tegen de kou. Dat was in die jaren misschien ook wel zo, maar tegenwoordig heb ik het altijd koud, wanneer het weer iets minder is. En dat heeft in mijn geval niet te maken met het ouder worden, maar het is de angst voor wat ik die dag heb meegemaakt.’ Op de dag zelf denkt Hennie Kuiper maar aan één ding: koersen. Hij voelt zich – de kou ten spijt of misschien wel dankzij die kou – in zijn element. Hij moet en zal een mooie uitslag maken. De groep nadert de helling van Stockeu, traditioneel een van de sleutelmomenten in deze Ardennenklassieker. De weg versmalt ter plaatse en dus is het een kwestie van goed positie kiezen, alvorens je aan de klim begint. Het betekent wringen. ‘Dat is niets voor mij,’ weet Kuiper. ‘Het kost mij altijd veel stress en energie.’
Hij slaagt er niettemin in om zich toch een goede uitgangspositie te verschaffen tot hij de weg versperd ziet door een motor van de televisie. De motard heeft te lang gewacht met optrekken en Hennie Kuiper moet een voet uit de toeclip trekken. Hij staat stil. Dat is dodelijk in een klim, want het betekent dat je je moeilijk opnieuw in gang kunt trekken. Wanneer hij eindelijk weer op de fiets zit, zijn de mannen om wie het allemaal draait al uit het zicht verdwenen. Dat betekent een jacht op die groep en verlies van energie, die je onder deze Siberische omstandigheden juist zo hard nodig hebt. ‘Ik was zo opgefokt, zo kwaad.’
Op het steilste stuk van de Stockeu verliest Hennie Kuiper buiten zijn schuld de slag. Hij moet van de fiets wanneer een motor hem de weg verspert. Ronny Claes staat voor Kuiper nog op de pedalen, maar Kuiper wordt voor even gedegradeerd tot ridder te voet en verliest de strijd met Hinault. Links van Kuiper heeft Pierre Basso moeite de rechte lijm te houden. Links van Basso staat Fons De Wolf op de pedalen
In de broek plassen
Links en rechts doen verzorgers van de grote ploegen hun uiterste best het leed voor hun coureurs een beetje te verzachten. Ruud Bakker, verzorger van de Raleigh-formatie, vult de bidons niet alleen met vloeibare voeding, maar mengt er cherrybrandy en antigrippine doorheen. Bert Pronk heeft een flesje cognac in zijn shirt gestopt en neemt van tijd tot tijd een slok om vanbinnen in ieder geval warm te blijven. Renners stappen niet af om te plassen, maar doen het gewoon in hun broek, zoals de nummer 19 in de uitslag, Frits Pirard verklaart. ‘Tot twee keer toe zelfs. Word je in ieder geval even lekker warm.’ Maar de ijzige marteltocht gaat verder. Het is meer een kwestie van overleven dan van koersen.
Terwijl Kuiper vol gas geeft in de achtervolging, zijn er her en der collega-coureurs die – bevangen door de kou – boerderijen binnen vluchten om zich achter het fornuis op te warmen. ‘Ik sloot weer aan bij de eerste groep op de Haute Levée. En daar zag ik dat er inmiddels twee renners waren ontsnapt: Bernard Hinault en Ludo Peeters.’ De Belg Peeters kan het wiel van Hinault niet houden en valt terug in de groep. De Fransman, getooid met een rode muts, is bezig aan iets groots. Hier is een campionissimo aan het werk, een coureur die past in het rijtje van absolute grootheden als Fausto Coppi en Eddy Merckx. Aanvankelijk biedt het groepje Kuiper nog wat tegenstand, heeft hij moeite om de kloof te vergroten tot een minuut. ‘Het is spijtig dat ik op achterstand zat, toen Hinault demarreerde. Ik was graag met hem meegegaan. Ik zeg niet dat ik hem had verslagen, maar ik had hem graag partij willen bieden. Ik heb, toen hij nog niet zo’n grote voorsprong had, gedacht dat de Raleigh-coureurs het gat zouden dicht rijden. Dat gebeurde niet. Ze kregen de kloof niet gedicht. Ik kan mezelf verwijten dat ik te lang heb gewacht om er achteraan te springen.’
Tegen de Hinault van die 20ste april is geen kruid gewassen. De Fransman draait met een vastberaden trek om de mond met een ijzingwekkend grote versnelling richting Luik. De afgelopen weken had hij veel kritiek gehoord en gelezen. Want waar was de grote Bernard dit voorjaar? Zijn erelijst 1980 was nog bijna blanco. Een luizige overwinning in het Critérium National de la Route. Dat was alles. Ja, er waren wat ereplaatsen in de Amstel Gold Race (5), in Parijs-Roubaix (4) en in de Waalse Pijl (3). Ze hadden Bernard boos gemaakt. In La Doyenne zou hij eens laten zien wat fietsen is. En hoe! Uiteindelijk bouwt hij zijn voorsprong uit tot een indrukwekkende marge van 9.24 minuten. Kuiper rijdt op de laatste grote helling, La Redoute, in gezelschap van de Vlaamse neoprof Ronny Claes weg van de andere overlevers. In het duel om de tweede plaats wijst Hennie Claes terug. Zij behoren tot de 21 coureurs die uiteindelijk de finish van deze 66ste editie van Luik-Bastenaken-Luik bereiken.
Hinault behaalt die dag een van zijn meest indrukwekkende triomfen, maar in het licht van de komende Tour de France is het een Pyrrhusoverwinning. Hij stelt achteraf vast dat hij een te grote versnelling heeft gereden in La Doyenne. Zijn knieën zijn overbelast. In de Ronde van Italië, die hij wint, is er nog weinig te bespeuren van de nadelige gevolgen van de Ardennenklassieker. Maar in de Tour de France, waar het weer dagenlang erg slecht is, des te meer.. In de rit naar Lille, waar hij onder impuls van een ijzersterke Hennie Kuiper een grote krachtinspanning levert, forceert hij zijn knie opnieuw. Hij wint deze kasseienetappe, vóór Kuiper, maar hij verliest er de Tour.. Het is einde verhaal voor Hinault. Nog diezelfde week moet hij de Tour verlaten en dat betekent dat Joop Zoetemelk vrij baan heeft voor zijn Tourzege. Kuiper, de nummer twee van het klassement, vormt in de Alpen geen bedreiging voor Joop, die zich omringd weet door een sterke ploeg.. Hinault ondervindt nog tot op de dag van vandaag de gevolgen van de heroïsche tocht door de Belgische Ardennen van 20 april 1980. Hij zegt soms nachtmerries te hebben. Dan wordt hij in zijn droom teruggevoerd naar de Siberische koers van toen. Hij heeft een souvenir overgehouden aan die ijzige tocht: Hinault heeft nog altijd gevoelloze vingers. Als het vriest, kan hij niet zonder handschoenen zijn werk doen op de boerderij.
Jan Jonkers, een van de Nederlandse dapperen, die als nummer zestien de pooltocht naar Luik overleeft, heeft ruim drie decennia later nòg last van tintelende vingers. Zes Nederlanders bereiken uiteindelijk de eindstreep op die gedenkwaardige dag. Hennie Kuiper (2), Johan van der Velde (9), Henk Lubberding (13), Jan Jonkers (16), Bert Oosterbosch (17) en Frits Pirard (19) zijn de Oranje-helden van de meest bizarre Luik-Bastenaken-Luik uit de historie. Maar bijna allemaal hebben ze op latere leeftijd de tol moeten betalen voor dat ijskoude avontuur.
Bijna tien minuten nadat Bernard Hinault als winnaar van Luik-Bastenaken-Luik 1980 over de streep is gekomen, wint Hennie Kuiper de sprint om de tweede plaats van Ronny Claes