Een nieuwe bladzijde in het leven
Wanneer Hennie Kuiper in zijn laatste seizoen, 1988, in Duitsland deelneemt aan de reeks wedstrijden om de Coca-Cola Trophy wordt hij door Winfried Holtmann benaderd, onder veel meer uitgever, hoofdredacteur van de Sindelfinger Zeitung, ondernemer en organisator van de Zesdaagsen van Stuttgart en Dortmund. ‘Wanneer jij je licentie als profwielrenner inlevert, formeer ik een professionele wielerploeg en dan moet jij directeur-sportief worden.’
Van karakter-coureur naar directeur-sportief. Het is een nieuwe bladzijde in het leven van Hennie Kuiper
De wraak van De Cauwer, de vennoot van Hennie
Terwijl Hennie Kuiper begint aan zijn eerste periode als ploegleider is zijn vriend José De Cauwer, die al sinds 1981 een ploegleidersfunctie heeft, bezig aan zijn tweede seizoen als directeur-sportief bij de ADR-formatie. Die ploeg herbergt diverse toppers. In 1988 won Dirk Demol voor die ploeg nog Parijs-Roubaix. Frank Hoste, Fons De Wolf, Johan Museeuw en Eddy Planckaert vormen de kern voor de formatie voor 1989. De Amerikaan Greg LeMond, ex-wereldkampioen en ex-Tour de France winnaar, is een nieuwe aanwinst. Hij is slachtoffer van een jachtongeluk, begin ‘87, waarvan hij in ‘89 vrijwel is hersteld. Voor de Belgische formatie is hij de grote troef voor de Tour de France.
Voor Peter Post’s Panansonic-formatie is de start van de Tour 1989 glorieus. Tijdritspecialist Erik Breukink troeft in de proloog in Luxemburg (7,8 kilometer) de concurrentie af en mag de eerste gele trui aantrekken. De tweede proef tegen de klok, de vijfde etappe van Dinard naar Rennes, is een serieuze: 73 kilometer. Breukink, de man met wie Post wil scoren, moet onmiddellijk voor LeMond van start. Dat betekent dat hij twee minuten voor de Amerikaan moet vertrekken. De Cauwer zegt kort voor de start tegen Post: ‘Wanneer Greg straks Breukink gaat inhalen, moet je met je volgwagen wel even opzijgaan om mij door te laten.’ Post lacht hem weg. ‘Ha, ha, ha. Erik rijdt jouw LeMond op minuten. Ik hoef jou nooit te laten passeren.’ Post is zeker van zijn zaak. Op één goede tijdrit in de Giro na, heeft LeMond immers nog nergens zijn oude niveau laten zien. De Cauwer weet hoe goed LeMond op dat moment is. Hij heeft hem de afgelopen weken goed bestudeerd. Breukink mag dan de reputatie hebben, LeMond is sterker. Bij iedere tussenmeting loopt hij in op de renner, die voor hem is gestart. De Cauwer: ‘En dan zie ik een eind voor de wagen Breukink rijden in de verte. Ik ben naar LeMond gereden, heb hem aangemoedigd: ‘Haal Breukink in. Please, please. Do it for me.’
De Amerikaan voelt zich ouderwets in vorm. Hij passeert de wagen van Post en vliegt vervolgens voorbij diens pupil Breukink. De Belg mag dan achter zijn renner plaatsnemen, Peter Post moet zich laten afzakken. De Cauwer: ‘We hadden in die Tour Citroëns als volgwagens gekregen van de organisatie. Ik haal Post in, houd in wanneer mijn auto ter hoogte van de zijne is en zie dat hij met de mecanicien achter in de auto spreekt. Ik ben vol tegen de zijkant van zijn auto gereden. Ik hoorde de jury: “ADR u kunt voorbij, u kunt achter uw renner gaan rijden.” Maar voordat ik Post voorbij was heb ik hem nog een forse bots gegeven.’
De Cauwer herinnert zich maar al te goed alle vernederingen die hij en zijn makker Hennie hebben moeten ondergaan in de tijd dat zij beiden deel uitmaakten van Post’s Raleigh-ploeg. De Cauwer: ‘Hoe denk je dat je je dan voelt als kleine Belg tegen die grote Amsterdammer met zijn lichtblauwe broek en smetteloos witte schoenen? Hoe groot je dan bent? Het was mijn ultieme wraak. Daarom zeg ik: doe nooit iemand pijn, want het komt altijd terug.’
De Cauwers grote troef, Greg LeMond, wint overigens na een adembenemende finale die Tour, voor de grote favoriet, Laurent Fignon.
Stuttgart
Hennie heeft daar geen weet van. Hij stapt begin 1989 in Duitsland heel ambitieus in het project van Winfried Holtmann, dat bedoeld is om de naam van de stad Stuttgart uit te dragen. De stad is wielerminded, heeft plannen om de WK erheen te halen. Daarvoor is publiciteit nodig. Wat scoort er beter dan een eigen wielerploeg? Bovendien: de Duitse wielersport heeft dringend behoefte aan een formatie van eigen bodem. Een vaandeldrager als Rolf Gölz is in het eerste jaar financieel niet haalbaar voor de jonge ploeg. Kuiper moet het doen met twaalf neoprofs, tien Duitsers en twee Nederlanders: Ralph Moorman en Kees Hopmans. Maar hij is vol goede moed en viert zijn entree in kringen van directeuren-sportief in het prille begin van het jaar 1989. Als coureur is Hennie een erkende grootheid, maar als aanvoerder van een uiterst bescheiden formatie zonder een enkele vedette, geniet hij geen enkel aanzien. ‘Op ploegleidersvergaderingen zagen ze mij niet staan.’
Na het eerste seizoen is het duidelijk: er moet versterking komen. De formatie wordt uitgebreid tot twintig coureurs. Hennie werkt zich drie slagen in ‘t rond. Hij is dag en nacht bezig met de ploeg. In de nacht na zijn verjaardag, 3 februari, monteert hij om halftwee nog een fietsendrager op zijn auto, omdat hij de volgende dag naar een trainingskamp moet in Zuid-Frankrijk. Geen moeite is hem te veel. Op de fiets is hij altijd een doordouwer geweest, als ploegleider niet minder. De equipe heeft nu aanzienlijk meer inhoud dan in het eerste jaar. Coureurs als Erwin Nijboer, Peter Arntz, Adje Wijnands, Udo Bölts en Ludo Peeters brengen ervaring en kwaliteit mee. Het leidt tot successen, maar niet tot volledige erkenning bij de grote formaties en hun directeuren-sportief. Zelfs overwinningen in de Driedaagse van De Panne (Erwin Nijboer) en twee ritten in de Vuelta (Erwin Nijboer en Bernd Gröne) kunnen daar weinig aan veranderen.
Telekom
Bij de start van het project is het plan de Stuttgartformatie in een periode van drie jaar uit te bouwen tot een geheel dat rijp is voor deelname aan de Ronde van Frankrijk. Aan het eind van het tweede seizoen lijkt het erop dat er genoeg sponsors zijn die dat financieel mogelijk kunnen maken. Kuiper krijgt een belangrijk telefoontje. Aan de andere kant van de lijn, meldt zich iemand van Reclamebureau Profile uit Hamburg, die hem vertelt een neef te zijn van Herr Kahl, de sponsorbaas, die Hennie in 1973 aan zijn eerste profcontract hielp. Het komt tot een uitgebreid gesprek met Hennie. Het eind van het liedje is dat Kuiper met trots kan zeggen: ‘Ik heb een nieuwe sponsor. Volgend jaar leid ik een ploeg die de naam Telekom op het shirt zal dragen.’
Niet alleen heeft zijn team een extra kwaliteitsimpuls nodig, maar ook de ploegleiding verdient versterking. Het is niet te doen voor één man. Kuiper zoekt in zijn eigen, Twentse, omgeving. De keus valt op Herman Snoeijink, een leraar, óók geboren in Denekamp, die weliswaar nooit bij de professionals heeft gereden, maar die als amateurwielrenner het ongelooflijke aantal van 365 overwinningen bij elkaar heeft gefietst. Het duo Kuiper-Snoeijink kent elkaar van de intervaltraining uit het prille begin van hun carrières onder leiding van Broer Oude Keizer. Herman Snoeijink weet nog dat hij, Hennie Kuiper en clubgenoot Tonny Bruns total loss waren na iedere sessie. Voor Hennie is die intensieve training een belangrijke bouwsteen voor zijn Olympische titel in ’72 en vormen die eindeloze trainingen de basis voor zijn carrière als beroepsrenner; voor Herman leidt het tot de ongekende overwinningsreeks in de amateurcategorie. Snoeijink kiest voor een vaste baan in het onderwijs. ‘Ik wilde voor de klas staan. Daardoor kon ik geen buitenlandse etappekoersen rijden. Daar kreeg ik geen vrij voor.’
Dat gezamenlijk ‘lijden’ onder het regiem Oude Keizer smeedt een band tussen Kuiper en Snoeijink. Het is niet onlogisch dat de gelouterde ex-professional twee decennia later aan Snoeijink denkt wanneer hij een assistent zoekt. In ‘91 kan de leraar zich wel vrijmaken om Kuiper als hulpploegleider te assisteren. Snoeijink: ‘Hennie vroeg mij niet alleen als ploegleider maar ook omdat ik qua training veel kon brengen. Ik heb ‘ja’ gezegd tegen zijn aanbod, omdat ik buitengewoon verlof kon krijgen bij het onderwijs. Dat had wel de nodige voeten in aarde maar het is gelukt. Dat betekende dat ik, als het met dat wielrennen mis ging, weer terug kon keren in het onderwijs.’ De leraar wordt geconfronteerd met de ploegleider Kuiper. Als renner – als kopman van eerst TI-Raleigh en nadien van formaties als Peugeot en Verandalux – was hij geen leider; als ploegleider al evenmin. Kuiper is noch een Guimard noch een De Muer, laat staan een Post. Hij is serieus, probeert het iedereen naar de zin te maken, maar wil vooral heibel koste wat kost voorkomen. Snoeijink maakt hem van dichtbij mee. ‘Hennie had als ploegleider één grote kwaliteit: hij kon heel goed met mensen omgaan en hij slaagde erin renners individueel geweldig te motiveren. Dat is een eigenschap die bij een ploegleider past.’
Als ploegleider van de Stuttgart-formatie kruist het pad van Hennie Kuiper opnieuw het pad van Eddy Merckx, die de Duitse formatie voorziet van fietsen
Krantenbezorger
Hij ziet Hennie aan het werk en constateert hoe groot het verschil is tussen de Kuiper uit zijn beginperiode en de Kuiper van nu. ‘Ik denk nog weleens terug aan de periode waarin wij beiden als jongens van een jaar of twaalf, veertien, de Twentsche Courant rondbrachten; ik in het dorp Denekamp, Hennie in het buitengebied. Dat was voor Hennie niet gemakkelijk.’ Hennie had het baantje overgenomen van broer Frans. ‘Op die wegen heeft hij geleerd door de modder te fietsen,’ zegt een andere broer, Gerard, de senior van de Kuiperfamilie. ‘Het waren maar achttien kranten, maar het was toch een heel karwei. Want er liepen geen geasfalteerde paden naar de boerderijen. Vooral in de herfst en de winter moest je door de smalle karrensporen, die vaak verworden waren tot modderpoelen, van boerderij naar boerderij fietsen. Die ervaring zal hem later in Parijs-Roubaix van pas zijn gekomen.’
De achttien lezers die van Hennie afhankelijk waren voor hun dagelijkse nieuwsvoorziening moesten wekelijks hun abonneegeld betalen aan de bezorger. Snoeijink, die de kranten bij vijftig abonnees bezorgde, herinnert zich: ‘We moesten het geld afdragen bij een uiterst streng kijkende oudere dame met een bril op. Ik zal nooit vergeten hoe we daar de eerste keer naar binnen gingen. Ik was als eerste aan de beurt om af te rekenen. Dat ging goed, prima. Daarna was Hennie aan de beurt. Bij het zien van die strenge vrouw raakte hij totaal geblokkeerd. De manier waarop hij toen stotterend sprak was veelzeggend. Maar toen ik hem meemaakte als ploegleider, hem nadien volgde bij lezingen en in het Hennie Kuiper Museum, dan zeg ik: geweldig. Ik neem mijn hoed diep af voor de manier waarop hij zich heeft ontwikkeld.’ Dat mag dan allemaal waar zijn, Hennie Kuiper kijkt met gemengde gevoelens terug op zijn eerste periode als ploegleider: ‘Ik ben veel te vroeg begonnen aan die functie. Eigenlijk was ik nog te veel renner. Als ik het over mocht doen, zou ik er zeker niet zo aan beginnen. Het was te snel na mijn carrière. Het was beter geweest, wanneer ik in een grote ploeg als assistent was gestart.’
Geen nieuwe sponsors
Toch ziet het er in principe heel goed uit bij de start van zijn derde seizoen als directeursportief. De naam Stuttgart is weliswaar van de shirts af, maar het logo en de naam van de grote provider Telekom bieden misschien goede mogelijkheden voor de toekomst. En dan, plotseling komt er een kink in de kabel. Manager Holtmann is op zoek naar nog twee bedrijven, die net als het door Kuiper aangeworven Telekom 1,2 miljoen D-Mark op tafel willen leggen om de ploeg te kunnen financieren. Dat is ook wel nodig want relatief dure renners als de Zwitser Urs Freuler zijn gecontracteerd. Ook Gerard Veldscholten is aangetrokken. Maar er komen geen nieuwe sponsors.
De ploeg draagt inderdaad shirts met de naam Telekom, maar is financieel noodlijdend. Tot overmaat van ramp krijgt manager Holtmann, die te veel hooi op zijn vork heeft genomen, een hartaanval en is hij geruime tijd uit de running. Het seizoen is dan al volop op gang. De financiële situatie is zorgwekkend. Tegenover de sponsorinbreng van Telekom (1,2 miljoen), staan uitgaven ter grootte van 1,6 miljoen.
Holtmanns vrouw, financieel expert bij IBM, duikt in de papieren. Ze luidt de alarmklok en zegt tegen Telekom: ‘Er zijn twee mogelijkheden. Of ik trek de stekker uit het wielerproject of jullie nemen alles over, de lusten èn de lasten.’ Achter de rug om van de man, die de hele ploeg heeft opgezet, Hennie Kuiper, die nota bene Telekom heeft binnengebracht, wordt er een heel nieuw plan uitgedacht. Holtmann, de manager, is ziek. Telekom wenst nieuwe wegen in te slaan. Kuiper wordt ontboden in Stuttgart, waar hij achter de tafel directieleden van Telekom ontwaart en… Walter Godefroot, de oud-coureur. Hij weet onmiddellijk hoe laat het is. De hele Holtmann-structuur van de wielerploeg Stuttgart wordt ontmanteld. De personeelsleden worden ontslagen, inclusief de sporttechnische leiding van de ploeg: Hennie Kuiper en Herman Snoeijink. Opvolger Godefroot komt in een gespreid bedje. ‘Dat ik niet verder mocht met het project was een van de grootste teleurstellingen in mijn leven als ploegleider.’
Hennie Kuiper in een totaal andere rol: als entertainer. Bij de presentatie van speciale postzegels ter gelegenheid van het Grand Départ van de Tour de France in 2010 vanuit Rotterdam houdt Kuiper een ingelijst postzegelboekje met de ‘Nederlandse wielersuccessen’ ten doop. Bernard Hinault toont de PTT Post-zegels met het Grand Départ-ontwerp