Voorwoord
Wanneer ik aan Hennie Kuiper denk, schieten mij drie begrippen te binnen: inzet, kracht en zegedrift. Zijn inzet is bewonderenswaardig en onovertroffen, de kracht die hij uit dat geblokte lijf weet te persen, is imponerend en zijn zegedrift is ongeëvenaard. Natuurlijk: inzet, kracht en zegedrift zijn eigenschappen waarover iedere coureur dient te beschikken, wil hij een vooraanstaande rol kunnen spelen. Maar Hennie Kuiper had dat meer dan wie ook. Hij schrok er niet voor terug zichzelf te pijnigen. Op het moment waarop andere coureurs stopten, had hij de wil en de kracht om door te gaan, altijd maar weer. Kuiper versaagde nooit.
Toen Hennie in 1973 in het profpeloton kwam, was hij voor mij een onbekende. Natuur- lijk wist ik dat ene Kuiper in 1972 Olympisch kampioen was geworden, maar ik had geen idee welk gezicht daarbij hoorde. Ik had bij Hennie’s entree bij de beroepsrenners al vier keer de Tour de France gewonnen. Hij was voor mij in dat jaar een van de vele neoprofs in het peloton.
Toch moet hij mij zijn opgevallen, met name in de Giro d’Italia van 1974. Wanneer manager Firmin Verhelst hem dat jaar gevraagd heeft om mijn ploeg te versterken, heeft hij daarover zeker met mij overlegd. En dat aanbod zal ook zeker een gevolg zijn geweest van zijn prestaties in die Ronde van Italië. Een renner als Kuiper zou een welkome versterking zijn geweest. Dat hij desondanks zijn eigen weg wilde gaan, begrijp ik. Als je jong bent en ambitieus kies je ervoor om eerst je eigen plan te trekken, te kijken hoever je zelf kunt komen.
Toen Hennie de weg omhoog had gevonden, gingen mijn prestaties in neergaande lijn. Eén keer had ik nog echt met hem te maken: in 1975 bij het wereldkampioenschap in Yvoir. Ik was de uittredende kampioen. Maar zoals zo vaak: wij Belgen reden niet als ploeg. Ik was in het begin van dat kampioenschap gevallen, daar had ik veel last van. Ik heb nog wat werk voor Roger De Vlaeminck kunnen verrichten, maar veel meer kon ik niet. Toen Kuiper demarreerde, had De Vlaeminck hem moeten gaan halen. Maar Roger bleef wachten en wachten. Er is nog wel achter Hennie gereden, maar het was geen georganiseerde jacht. Hennie hield een strak tempo aan, hij bleef maar gaan. En dan verdien je het om wereldkampioen te worden.
Hennie Kuiper heeft een mooie erelijst bijeen gereden. Hij kon alles: klimmen, tijdrijden, solo’s. Alleen sprinten kon hij niet. Hij maakte in het begin van zijn carrière vooral naam als etappecoureur, maar dat hij nadien ook een uitstekend klassiekerrenner bleek, heeft mij niet verbaasd. Hij had er de kwaliteiten voor en de instelling. Kuiper was altijd met zijn vak bezig. Dat heeft hem gemaakt tot de renner, die hij uiteindelijk is geworden.
Augustus 2017
Eddy Merckx